Diagnostische codes in verband met de motorbesturing
De digitale display toont altijd de hoogste van de
twee drukken. Zodra de hogere analoge druk daalt
onder de lagere analoge druk, zal de digitale display
overschakelen naar de nieuwe hoogst gemeten
waarde. Met deze informatie zullen de volgende
controles tonen welke drukomzetter defect is of
indien de motorbesturingskaart defect is.
3. Zet de DIP-schakelaar 2 op de motorbesturingskaart
op UIT, enkel om te testen. Zie blz. 33. Zo zal de
Reactor kunnen blijven draaien met een drukverschil.
c. Laat de eenheid werken totdat de druk
7-10,5 MPa (70-105 bar, 1.000-1.500 psi) is.
Zet de eenheid uit, wis het alarmsignaal en
zet de stroom opnieuw aan zonder de druk
van de eenheid weg te nemen.
d. Kijk op de analoge manometers welke van
de drukken hoger is, en kijk of dat klopt met
de display.
Indien de hogere meter en display
overeenkomen, communiceert die drukomzetter
met de motorbesturingskaart. Ga verder
met stap e.
Indien de hogere meter en display niet
overeenkomen, communiceert die drukomzetter
niet met de motorbesturingskaart. Controleer de
kabelverbindingen en vervang de drukomzetter,
zie blz. 35.
e. Zet de pompen uit. Verlaag de druk van de
hogere component door de DRUKONTLASTING/
SPUIT-klep voor die component lichtjes naar
DRUKONTLASTING/CIRCULATIE
draaien, terwijl u kijkt naar de display en de
analoge manometers. Zodra de hogere analoge
druk daalt onder de lagere analoge druk, moet
de digitale display overschakelen naar de nieuwe
hoogst gemeten waarde. Blijf de originele
hogere druk verlagen met nog eens 1,4 MPa
(14 bar, 200 psi); de digitale display moet
stoppen met dalen.
f.
Herhaal dit voor de andere zijde, om ook
de andere drukomzetter te controleren.
14
te
Draai lichtjes aan de
1
klep om de druk van
de hogere
component te
verminderen.
1
ti9877a
4. Zo controleert u of de fout in de drukomzetter
zit of in het voetje op de motorbesturingskaart:
a. Verwissel de aansluitingen op J3 en J8 van
de motorbesturingskaart.
b. Laat de eenheid werken totdat de druk
7-10,5 MPa (70-105 bar, 1.000-1.500 psi) is.
c. Als het probleem op dezelfde zijde blijft als
voorheen, vervang dan de motorbesturingskaart.
Als het probleem zich lijkt te verplaatsen naar
de andere zijde, vervang dan de drukomzetter.
•
Als de gemeten drukwaarden niet erg dicht bij
elkaar liggen:
1. Maak de afvoerleidingen vast in geaarde
afvalcontainers, of leg terug naar het respectieve
toevoervat van component A of B. Verlaag de
druk van de hogere component door de
DRUKONTLASTING/SPUIT-klep voor die
component lichtjes naar
DRUKONTLASTING/CIRCULATIE
tot de manometers drukwaarden tonen die in
evenwicht zijn.
Draai de DRUKONTLASTING/SPUIT-klep enkel
genoeg om de druk in evenwicht te brengen.
Indien u de klep volledig draait, zal de druk
volledig afgelaten worden.
2. Als u de drukken niet in evenwicht krijgt:
a. Controleer of de pompafdichtingen of
de keerkleppen niet beschadigd zijn.
b. Controleer of er geen materiaal meer is.
c. Controleer of de vloeistoftoevoer niet
geblokkeerd is, door met de voedingspomp
vloeistof door de verdeler van het pistool
te persen.
3. Als u de drukken kunt balanceren, probeer dan
de eenheid te laten werken.
te draaien,
Draai lichtjes aan de
1
klep om de druk van
de hogere
component te
verminderen.
1
ti9877a
312429W