Foto's maken van een onderwerp met tegenlicht
Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte plekken
beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting bepaalt naar
aanleiding van de helderheid van het hele scherm.
• Zet [METERING] op [n] (spotmeting) om de belichting van het onderwerp in het midden van het
beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden van de beeld.
Terwijl u de AEL / AFL-knop ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt u de
ontspanknop in. g "Metingsmethode – Metingssysteem wijzigen" (Blz. 46)
• Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulfiltsen) en neem de foto. U kunt een onderwerp
fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het onderwerp donkerder lijkt. [#]
(invulflitsen) wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander
kunstlicht. g "De flitserfunctie instellen (flash mode)" (Blz. 34)
Foto ist te licht of te donker
Als u foto's in de stand S of A maakt, knippert eventueel de weergegeven sluitertijd of het diafragma
op het schemr met het bedieningspaneel of in de zoeker. Een rood display betekent dat de juiste
belichting niet kan worden bereikt. Als u de foto zo neemt, wordt de foto te licht of te donker. Als dat
gebeurt, verandert u het diafragma of de sluitertijd.
g "A: Diafragmavoorkeuze" (Blz. 26), "S: Sluitertijdvoorkeuze" (Blz. 27)
Onbekende heldere puntjes verschijnen op het onderwerp van de gemaakte foto
Dit kan worden veroorzaakt door vastgeraakte pixel(s) op het beeldopneemelement. Voer [PIXEL
MAPPING] uit. Als het probleem niet is opgelost, herhaalt u Pixel Mapping een paar keer.
g "Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties" (Blz. 92)
Aanvullende fotografeertips en -gegevens
Het aantal foto's dat gemaakt kan worden, verhogen
Het opgenomen beeld wordt op het geheugenkaartje opgeslagen. Hieronder wordt beschreven hoe u
meer beelden kunt opslaan.
• Verander de beeldkwaliteit.
De grootte van een beeld is afhankelijk van de beeldkwaliteit. Als u niet zeker weet hoeveel plaats
er op het kaartje beschikbaar is, verandert u de beeldmodus en neemt u de foto. Hoe kleiner het
[PIXEL COUNT] en hoe groter de [COMPRESSION], des te kleiner wordt de afmeting van het
beeld. U kunt deze allebei in [SQ] van de beeldkwaliteit selecteren.
g "De beeldkwaliteit selecteren" (Blz. 44)
• Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het kaartje.
Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Gebruik van een nieuw kaartje
Als u een kaartje gebruikt van een andere merk dan Olympus of een kaartje met een andere toepassing,
zoals voor een computer, wordt de melding [CARD ERROR] weergegeven. Om het kaartje met deze
camera te gebruiken, dient u de [FORMAT]-functie te gebruiken om het kaartje te formatteren.
g "Het geheugenkaartje formatteren" (Blz. 94)
Gebruiksduur van de batterijen verlengen
Door uitvoering van een van de volgende handelingen terwijl u geen foto's maakt, kan de
batterijvoeding uitgeput raken.
• Het herhaaldelijk half indrukken van de ontspanknop.
• Herhaaldelijk weergeven van de opgenomen beelden gedurende een lange periode.
• De live-view-functie langdurig gebruiken.
Schakel de camera uit wanneer deze niet gebruikt wordt om de batterijen te sparen.
Functies die niet vanuit menu's geselecteerd kunnen worden
Het is mogelijk dat sommige functies niet geselecteerd kunnen worden vanuit de menu's als de
pendelknop gebruikt wordt.
• Functies die niet ingesteld kunnen worden met de huidige stand Fotograferen
8
87
NL