TL-licht
2
Een gids voor functies voor verschillende onderwerpen
Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse
onderwerpen geschikt zijn.
Landschapsfoto's nemen
Deze paragaaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bossen, meren en stranden overdag.
De stand Fotograferen veranderen
De juiste manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen,
bijvoorbeeld de stilte van een stilstaande scène of de dynamiek van een
bewegende scène.
• Om de diepte van een bos vast te leggen, stelt u op een groter deel van
het beeld scherp. Gebruik de stand A (diafragmavoorkeuze) en sluit het
diafragma (verhoog de diafragmawaarde) zoveel mogelijk.
• Om het moment vast te leggen waarop golven tegen de kust slaan,
gebruikt u de stand S (sluitertijdvoorkeuze) en kiest u een snelle
sluitertijd. Om een ruisende waterval of een stromende rivier vast te
leggen, fotografeert u met een lange sluitertijd.
Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende standen voor het fotograferen worden gebruikt.
Controleer het beeld dat u hebt gefotografeerd en gebruik + of – om de belichtingstijd bij te stellen om
betere resultaten te behalen.
Witbalans gebruiken
De kleur van water op foto's ziet er anders uit afhankelijk van of het een
meer is dat dichtbij staande bomen reflecteert of een zeekust die omgeven
is door een koraalrif. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt
u de instelling van de witbalans veranderen. Verander de instelling voor
verschillende situaties, bijvoorbeeld door [55300K] te gebruiken voor
zonnige dagen en [27500K] voor een buitenopname in de schaduw op
een zonnige dag.
Metingsmethode veranderen
Afhankelijk van de diepte van het water en de stand van de zon, kan de
helderheid van het water grote verschillen vertonen in de diverse delen van
dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk
van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke bereiken u de
correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de
metingsmethode veranderen. Als de camera op [e] (digitale ESP-meting)
staat, meet de camera automatisch de helderheid in de compositie en bepaalt
de belichting. Om een specifieke gedeeltelijke belichting in de compositie te
benadrukken, zet u de meting op de stand [4] (lichtmeting met nadruk op het
centrum) of [n] (spotmeting), stelt u het AF-kader in op de plaatsen waar u de
belichting wilt aanpassen en meet dan de belichting.
22
NL
Gloeilamplicht
Schaduw van een boom