2 Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen – Fotogidsen
Gidsen voor basisfuncties
Om uzelf vertrouwd te maken met de camera kunt u beginnen met het maken van foto's van onder-
werpen in uw omgeving zoals kinderen, bloemen, huisdieren. Als de foto's u niet bevallen, probeer dan
een paar van de onderstaande instellingen bij te stellen. U kunt al betere foto's maken door uzelf
vertrouwd te maken met deze basisfuncties van de camera.
Scherpstelling: de ontspanknop bedienen
Een foto kan onscherp worden als u op de voorgrond, achtergrond of op
andere onderwerpen in het beeld in plaats van op het gewenste
onderwerp hebt scherpgesteld. Om wazige foto's te voorkomen, moet
u scherpstellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. De ontspanknop
kan half ingedrukt (half indrukken) en helemaal ingedrukt (helemaal
indrukken) worden. Zodra u goed weet hoe de ontspanknop werkt, kunt
u zelfs scherpstellen op bewegende onderwerpen.
Half indrukken:
g "Fotograferen" (Blz. 7), "Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt
(scherpstelgeheugen)" (Blz. 30)
Zelfs als op het onderwerp is scherpgesteld, kan het beeld wazig worden
als u de camera beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. Houd de
camera goed vast. De camera is vooral gevoelig voor beweging als met
live bekijken gefotografeerd wordt terwijl het onderwerp op de monitor
bekeken wordt. U kunt het bewegen van de camera verminderen door de beeldstabilisator te gebruiken.
g "Vasthouden van de camera." (Blz. 7), "Fotograferen met de beeldstabilisatorfunctie" (Blz. 29)
Naast het verkeerd scherpstellen en het bewegen van de camera kan het bewegen van het onderwerp
ook voor wazige beelden zorgen. In dat geval gebruikt u een sluitertijd die bij de beweging van het
onderwerp past. U kunt de huidige sluitertijd en het diafragma op de displays van de zoeker en monitor
bevestigen door de ontspanknop half in te drukken.
g "Gebruik van de functieknop" (Blz. 13), "Preview-functie" (Blz. 29),
"Live view (live bekijken)" (Blz. 19)
Helderheid: Belichtingscorrectie
Aan de hand van de helderheid kiest de camera automatisch een
diafragmawaarde en sluitertijd. Dit wordt automatische belichting
genoemd. Maar in sommige gevallen kunt u met automatische belichting
alleen niet de gewenste foto maken. In dat geval kunt u de instelling van
de automatische belichting verhogen of verlagen. Verhoog de
belichtingswaarde om de helderheid van een zomers strand of het wit van
sneeuw te verbeteren. Verlaag de belichtingswaarde als het te
fotograferen gebied kleiner en helderder is dan zijn omgeving. Als u niet
zeker weet hoeveel belichtingscorrectie nodig is, maak dan een aantal
foto's met verschillende instellingen en vergelijk de foto's.
g "Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren" (Blz. 47),
"AE bracketing (belichting variëren)" (Blz. 30)
Kleur: Witbalans
Afgezien van zonlicht bestaan er andere bronnen die het onderwerp verlichten, zoals bijvoorbeeld
gloeilamplicht en TL-licht. Deze soorten licht bevatten bepaalde kleuren; daarom heeft hetzelfde witte
onderwerp bij verschillende verlichtingen iets andere kleuren. Zelfs onder hetzelfde zonlicht verschillen
de kleuren op een foto afhankelijk van de luchtomstandigheden, de schaduwen van bomen of
gebouwen en andere factoren. Witbalans corrigeert de effecten van deze soorten lichtbronnen
automatisch en maakt fotograferen met de juiste kleuren mogelijk. Normaal gesproken bereikt u de
juiste kleuren als u de witbalans op [AUTO] zet. Afhankelijk van de lichtomstandigheden bereikt
u eventueel niet de gewenste kleuren. Pas in dat geval de instelling overeenkomstig aan.
g "Witbalans – De kleurtint aanpassen" (Blz. 49)
Helemaal
indrukken:
2
21
NL