Bijlage
Verklarende
woordenlijst
Access Point: Centraal toegangspunt
tot een WLAN. Alle netwerkappara-
ten moeten zich bij het Access Point
aanmelden om met andere apparaten
in het netwerk te kunnen communice-
ren. Alle apparaten sturen de gegevens
naar het Access Point, dat ze in het net-
werk verdeelt.
Actieve faxschakelaar: De passieve
faxschakelaar splitst binnenkomende
oproepen in faxberichten en gesprek-
ken, waarbij van de Calling-Tone
(CNG-signaal, 1100 Hertz) wordt
uitgegaan. De actieve faxschakelaar
regelt bovendien het belpatroon van
de apparaten en coördineert extern
aangesloten apparatuur (zie Extra ap-
paratuur, zie Faxschakelaar).
Adapter voor draadloos netwerk:
Interne of externe verzend- en ont-
vangstinrichtingen op apparaten.
Ad-hoc-netwerk: zie Netwerk
Afzenderherkenning (= kopregel):
Weergave van telefoonnummer, naam
alsmede datum en tijd op uitgaande
berichten.
Automatische nummerherhaling
(herkiezen): Als de abonnee bezet
is, kiest uw apparaat de aansluiting na
een bepaalde tijd nogmaals.
Broadcast: zie Rondzenden
Buitenlijncode: De buitenlijncode is
een cijfer (meestal "0") die men in
een telefooncentrale vóór het eigen-
lijke telefoonnummer moet kiezen
om een verbinding met het openbare
telefoonnet te verkrijgen (zie ook Tele-
fooncentrale).
Call-by-Call: Het is mogelijk telefoon-
gesprekken via verschillende particu-
liere telefoonoperatoren te voeren. Met
kengetallen vóór het eigenlijke telefoon-
nummer kan voor elk telefoongesprek
een andere operator worden gekozen.
Bijlage
Calling Line Identification Presen-
tation (CLIP): zie Nummerweer-
gave
Chain Dialling ( Nummers combi-
neren): zie Call-by-Call
CNG-toon (Calling Signal): Een
toon (CalliNG), waarmee een faxtrans-
missie wordt aangekondigd. Aan de
CNG-toon herkent de faxschakelaar
van het apparaat een binnenkomend
faxbericht en start de faxontvangst.
Codering: Een proces waarmee de in-
formaties van een faxbericht gecodeerd
en gecomprimeerd worden. Minimum
standaard is MH (Modified Huff-
mann). Uw multifunctioneel apparaat
gebruikt de betere coderingsprocessen
MR (Modified Read) en MMR (Mo-
dified Modified Read), voorzover het
apparaat van de abonnee eveneens over
deze modi beschikt.
Codering: Veiligheidsbescherming voor
het verzenden van netwerkgegevens
(zie ook WEP-standaard).
Crystal Image: Een speciaal voor uw
multifunctioneel apparaat ontwikkel-
de beeld- en tekstoptimalisatiefunctie
voor het printen en kopiëren van uw
zwart-wit en kleurendocumenten.
Dongle: zie Adapter voor draadloos net-
werk
Easylink: Coördineert extern aangeslo-
ten telefoons op dezelfde telefoonlijn
(doorsturen van gesprekken, starten
van de faxontvangst enz.) – zie ook Ex-
tra apparatuur
E.C.M. ( Error Correction Mode):
Reduceert transmissiefouten die bij-
voorbeeld door slechte leidingen ont-
staan en verkort daardoor de transmis-
sieduur. Beide verbonden faxapparaten
moeten ECM ondersteunen.
Energiespaarmodus: Het apparaat
schakelt, als het niet gebruikt wordt, na
ca. 2 minuten in de energiespaarmo-
dus. Als het apparaat geactiveerd wordt
(bijv. door een faxbericht) of u wilt
een afdruk of kopie maken, schakelt
het apparaat naar de uitgangsmodus.
EXIF-informaties:
Gedetailleerde
beeld-informaties van uw foto's (bijv.
opnametijd, diafragma, belichtings-
tijd). Bijna alle moderne digitale came-
ra's ondersteunen de EXIF-standaard.
Extra apparatuur: U kunt andere
apparaten zoals antwoordapparaten,
telefoons, kostentellers of compu-
termodems serieel of parallel op uw
faxapparaat aansluiten. Parallel aan-
gesloten wil zeggen dat de apparaten
op een ander telefoonstopcontact van
dezelfde lijn aangesloten zijn. Als u
de apparaten op de externe bus van
uw faxapparaat aansluit, zijn ze serieel
aangesloten.
Fax afroepen (Polling): De moge-
lijkheid documenten van een ander
faxapparaat af te roepen (actief ) of
documenten klaar te leggen die door
andere faxapparaten afgeroepen kun-
nen worden (passief ).
Faxgroepen: De faxapparaten worden,
afhankelijk van de transmissiewijze en
–snelheid, in internationaal gestan-
daardiseerde faxgroepen ingedeeld.
De verbinding van twee apparaten van
verschillende groepen is mogelijk, dan
wordt de kleinste gemeenschappelijke
transmissiesnelheid gekozen. Het vast-
leggen van de snelheid vindt tijdens
de handshake plaats. De faxgroepen 1
tot 3 zijn analoge faxapparaten. Groep
1 en 2 bestaan tegenwoordig nauwe-
lijks meer; gebruikelijk zijn de faxap-
paraten van groep 3 die een transmis-
siesnelheid van 9.600 tot 33.600 bps
hebben. Groep 4 zijn digitale faxap-
paraten die uitsluitend met ISDN-in-
stallaties functioneren. Deze hebben
een transmissiesnelheid van maximaal
64.000 bps.
Faxschakelaar: Als u het multifuncti-
oneel apparaat en een externe telefoon
op dezelfde lijn gebruikt, splitst de
(passieve) faxschakelaar de faxberich-
ten van de andere oproepen. Faxscha-
61