Bijlage
A
ANVULLENDE INFORMATIE OVER SENSOREN EN GASSEN
Giftige gassen
Een sensor is bedoeld om de aanwezigheid van een bepaald gas, het "doelgas" te detecteren en te meten,
maar kan echter ook reageren op andere gassen. Wanneer dit het geval is, heeft de sensor een
zogenaamde "kruisgevoeligheid" voor een ander gas, welke interfereert met metingen van het doelgas.
Tabel A.1 geeft inzicht over het niveau van kruisgevoeligheid dat kan bestaan en of een niet-doelgas een
optellend of aftrekkend effect zal hebben op de meting van het doelgas.
Bijvoorbeeld: een locatie wordt gemonitord voor H
H
S-sensor reageren op NO
2
kruisgevoeligheidswaarde negatief is (-25%), zal de aanwezigheid van NO
metingen, waardoor een H
H
S in het luchtmonster.
2
Wanneer een kruisgevoeligheidswaarde positief is, zal het omgekeerde gebeuren. Wanneer een gas een
positieve kruisgevoeligheidswaarde heeft, zal het toevoegen aan een sensormeting van het doelgas,
waardoor de meting wordt weergegeven die hoger is dan de werkelijke concentratie van het doelgas in het
luchtmonster.
Tabel A.1. Richtlijnen voor de kruisgevoeligheid van de sensor (percentage reactie)
Koolmonoxide (CO)
Doelgas
Koolmonoxide (CO)
Waterstofsulfide (H
S)
2
Zwaveldioxide (SO
)
2
Stikstofdioxide (NO
)
2
Chloor (Cl
)
2
Chloordioxide (ClO
)
2
Waterstofcyanide
Waterstofchloride
Fosfine
Stikstofoxide
Waterstof
Ammoniak
. De getoonde H
S-metingen meten dus beide gassen. Omdat de NO
2
2
S-meting wordt weergegeven die lager is dan de werkelijke concentratie van
2
CO/H
Laag
2
%
%
100
100
5,0
5
0
5
-5
5
-10
0
—
—
15
—
3
—
—
—
25
40
22
3
0
0
S en de lucht bevat ook NO
2
Type sensor
Waterstofsulfide
(H
S)
2
%
1
100
5
-25
-20
—
—
—
—
-0,2
0.08
0
57
. Volgens tabel A.1 zal de
2
aftrekken van de H
S-
2
2
Stikstofdioxide
Zwaveldioxide
(NO
)
2
%
0
-40
0
100
10
—
1
0
—
5
0
0
-
2
(SO
)
2
%
1
1
100
-165
-25
—
50
5
—
1
0,5
0