Tabel 3.3 Opstarten en uitschakelen
Afsluiten
Aftelprocedure
Veiligheidscode invoeren
Wanneer u bij het bewerken van een waarde de laatste waarde van het bereik hebt bereikt, wordt de eerste waarde weer weergegeven.
a
Om het instrument op het eerste gebruik voor te bereiden, moet gekwalificeerd personeel de
configuratieprocedure uitvoeren (zie "Configuratie").
Raadpleeg "Bediening" voor bediening van een gebruiksklaar apparaat.
Indrukken en vijf seconden ingedrukt houden.
Na de aftelprocedure van vijf seconden:
Het instrument wordt uitgeschakeld als
de functie "Altijd aan" is uitgeschakeld of
•
de functie "Altijd aan" is ingeschakeld en de veiligheidscode op 000 is ingesteld.
•
Als dit scherm is geactiveerd, wordt de uitschakelprocedure met een veiligheidscode beschermd.
De gebruiker moet de juiste code van drie cijfers invoeren om het apparaat uit te schakelen.
Waardebereik: 000 tot 999
a
Verhoogt de waarde met één; ingedrukt houden om de waarden sneller te verhogen.
Hiermee voert u de waarde in. Als de code klopt, wordt het apparaat uitgeschakeld. Als de code
niet klopt, wordt het startscherm geactiveerd. Zet het apparaat in het dockingstation of bewaar
het voor het eerstvolgende gebruik.
Opmerking: Wanneer het instrument is uitgeschakeld, wordt er elke 24 uur een zelftest voor de
batterij uitgevoerd en verschijnt het batterijpictogram even ( ). Dit pictogram wordt alleen
weergegeven om aan te duiden dat de test is uitgevoerd en geeft het batterijniveau niet aan.
22