1
De lens uit de camera verwijderen.
2
Zet de cameraschakelaar op ON.
3
MENU [Z] [CLEANING MODE]
4
Druk op d en druk vervolgens op de i-knop.
• De camera gaat in de reinigingsstand.
5
Druk de ontspanknop helemaal in.
• De spiegel gaat omhoog en het sluitergordijn gaat open.
6
Reinig het beeldopneemelement.
• Blaas voorzichtig het stof van het oppervlak van het beeldopneemelement met behulp van
een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje.
7
Zorg ervoor dat het blaaskwastje niet vast komt te zitten in het
sluitergordijn als u de camera uitschakelt om de reiniging te
beëindigen.
• Als de camera uitschakelt, gaat het sluitergordijn dicht, waardoor de spiegel daalt.
• Zorg ervoor dat het blaaskwastje (in de handel verkrijgbaar) het beeldopneemelement niet
raakt. Als het blaaskwastje het beeldopneemelement raakt, wordt het beeldopneemelement
beschadigd.
• Plaats het blaaskwastje nooit achter de lensvatting. Als de camera uitschakelt, gaat de sluiter
dicht, waardoor het sluitergordijn stukgaat.
• Gebruik niets anders dan het blaaskwastje. Als er hogedrukgas op het beeldopneemelement
wordt gespoten, bevriest het op het oppervlak van het beeldopneemelement, waardoor dit
beschadigd raakt.
Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties
Met de functie Pixel Mapping kan de camera het beeldopneemelement en de
beeldbewerkingfuncties controleren en bijstellen. Als u de monitor heeft gebruikt of continu foto's
gemaakt heeft, wacht dan minstens één minuut voordat u de functie pixel mapping gebruikt om er
zeker van te zijn dat de functie correct werkt.
1
MENU [Z] [PIXEL MAPPING]
2
Druk op d en druk vervolgens op de i-knop.
• Tijdens het controleren van de beeldbewerkingfuncties geeft de [BUSY]-balk in het
monitorbeeld de voortgang weer. Als het controleren van de beeldbewerkingsfuncties
afgesloten is, verschijnt het menu weer.
• Als u tijdens het controleren van de beeldbewerkingsfubcties de camera uitschakelt, begint
u opnieuw vanaf stap 1.
x Opmerkingen
x Opmerkingen
8
91
NL