Fotograferen
1
Vasthouden van de camera.
Zorg ervoor dat u uw vingers en de camerariem niet voor de lens en de flitser houdt.
Horizontale stand
2
Richt het autofocuskader op het onderwerp terwijl u door de zoeker
kijkt.
3
Scherpstellen.
Druk de ontspanknop voorzichtig (half) in.
• De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon
hoort. Het AF-teken en en het AF-kader verschijnen
in de zoeker.
• De door de camera automatisch gekozen
combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde
verschijnt.
• Het scherm met het bedieningspaneel verschijnt niet
als de ontspanknop is ingedrukt.
4
Laat de ontspanknop los.
Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de
aanslag).
• Als een foto wordt genomen, is er een sluitergeluid
te horen.
• De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint de foto op te nemen.
• Verwijder de batterij of het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert. Doet u
dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen
dat de zojuist door u gemaakte foto's worden opgeslagen.
Als de camera stopt te werken
Als de camera gedurende ongeveer 1 minuut niet gebruikt wordt, wordt de camera, om batterijen te
sparen, automatisch in de sluimerstand (stand-by) gezet en werkt dan niet meer. De camera wordt
weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.).
g "Sleep timer" (blz. 70)
8
NL
Ontspanknop
Indicatie-LED Dataverkeer
Verticale stand
Half indrukken
Sluitertijd
Helemaal indrukken
AF-teken
Diafragma-
waarde