3 Fotografeerfuncties
Motiefprogramma
Als u een programma voor een bepaalde situatie kiest, past de camera zijn instellingen optimaal
aan de lichtomstandigheden aan. In tegenstelling tot het motiefprogramma van de functieknop,
kunnen de meeste functies niet veranderd worden.
1
Zet de functieknop op g.
• Het motiefmenu wordt weergegeven.
2
Gebruik ac om het motiefprogramma te selecteren.
• Er verschijnt een voorbeeld en een beschrijving van het geselecteerde motief.
3
Druk op de i-knop.
• De camera is nu klaar om te fotograferen.
• Om de instelling te wijzigen, drukt u nogmaals op de i-knop. Het motiefmenu wordt
weergegeven.
Soorten motiefprogramma's
Pictogram
I
PORTRAIT (portret)
1
LANDSCAPE (landschap)
L
2
LANDSCAPE+PORTRAIT
K
3
(landschap+portret)
NIGHT SCENE (nachtscène)
4
G
NIGHT+PORTRAIT
5
U
(nacht+portret)
CHILDREN (kinderen)
G
6
J
SPORT
7
H
HIGH KEY
8
I
LOW KEY
9
q
DIS MODE
10
P
: Programmagestuurd fotograferen
Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van
diafragmawaarde en sluitertijd.
Zet de functieknop op P.
• Als de ontspanknop half is ingedrukt, worden de
sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op de
zoeker. Als de ontspanknop wordt losgelaten, worden
de sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op
het scherm met het bedieningspaneel.
Scherm met bedieningspaneel
Stand
Pictogram
J
MACRO
11
NATURE MACRO
r
12
(natuuropname macro)
CANDLE (kaars)
&
13
SUNSET (zonsondergang)
*
14
FIREWORKS (vuurwerk)
(
15
DOCUMENTS (documenten)
@
16
BEACH & SNOW
17
g
(strand & sneeuw)
UNDER WATER WIDE
B
18
(onder water groothoek)
UNDER WATER MACRO
A
19
(onder water macro)
Sluitertijd
Belichtingsfunctie
Stand
Diafragmawaarde
AF-teken
Zoeker
25
NL
3