Foto's maken met de juiste kleur
De oorzaak van verschillen tussen de kleuren op een foto en de werkelijke kleuren is de lichtbron
die het object verlicht. [WB] is de functie waarmee de camera de juiste kleuren kan bepalen. In
normale gevallen zorgt de [AUTO]-instelling voor de optimale witbalans, maar afhankelijk van het
onderwerp kan het beter zijn om te experimenteren met het wijzigen van de [WB]-instelling.
• Als het object zich op een zonnige dag in de schaduw bevindt
• Als het object wordt verlicht door zowel natuurlijk licht als verlichting binnen, bijvoorbeeld
wanneer het object zich vlakbij een raam bevindt
• Als er geen wit in het kader is
g "Witbalans – De kleurtint aanpassen" (blz. 50)
Foto's maken van een wit strand of een sneeuwlandschap
In normale gevallen lijken witte onderwerpen, zoals sneeuw, donkerder dan gebruikelijk als de foto
gemaakt is. Er bestaan diverse manieren om het wit vast te leggen.
• Stel [F] op [+] bij.
• Gebruik [BEACH & SNOW] in g (motiefprogramma) om de foto te maken. Deze stand
is uitstekend geschikt voor het maken van foto's van de zee op een zonnige dag of
sneeuwtoppen op bergen.
g "Motiefprogramma" (blz. 25)
• Gebruik [nHI] (bij veel lichte partijen).
Druk de ontspanknop half in op het midden van de zoeker waar u het wit wilt ophelderen.
Het gemeten deel in het midden wordt zo ingesteld dat het witter lijkt.
g "Metingsmethode – Metingssysteem wijzigen" (blz. 48)
• Gebruik de functie auto bracketing om foto's te nemen.
Als u niet weet hoe groot belichtingscorrectie is, probeer dan auto bracketing te gebruiken.
De correctiewaarde verandert een beetje met elke druk op de ontspanknop. Als u een
grotere belichtingscorrectie instelt, kunt u de correctiewaarde vanaf deze waarde naar
boven of naar beneden veranderen en de foto nemen.
g "Belichtingscorrectie – De helderheid van het beeld variëren" (blz. 49)
Foto's maken van een onderwerp met tegenlicht
Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte
plekken beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting bepaalt
naar aanleiding van de helderheid van het hele scherm.
• Zet [METERING] op [n (spotmeting) ] om de belichting van het onderwerp in het midden
van het beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden
van de beeld. Terwijl u de AFL-knop ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt u
de ontspanknop in.
g "Metingsmethode – Metingssysteem wijzigen" (blz. 48)
• Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulfiltsen) en neem de foto. U kunt een
object fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het object donkerder lijkt. [#]
(invulflitsen) wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander
kunstlicht.
g "De flitserfunctie instellen (flash mode)" (blz. 35)
8
85
NL