WAT TE DOEN ALS...
8
(gids bij het oplossen van problemen)
8
WAT TE DOEN ALS... (handleiding voor het oplossen van problemen)
8.1 PROBLEMEN OPLOSSEN
In de volgende tabel worden nuttige tips gegeven voor gevallen van storing die tijdens de installatie of bij defecten kunnen optreden.
OPSPORING VAN DEFECTEN
Symptomen
De radiozender stuurt de automatisering niet
aan en het ledlampje op de zender gaat niet
branden
De radiozender stuurt de automatisering niet
aan maar het ledlampje op de zender gaat
wel branden
Er wordt geen enkele manoeuvre
aangestuurd en de "BlueBUS"-led knippert
niet
Er wordt geen enkele manoeuvre
aangestuurd en het knipperlicht is uit
Er wordt geen enkele manoeuvre
aangestuurd en het knipperlicht knippert
enkele malen
De manoeuvre wordt in gang gezet, maar
direct daarna vindt omkering plaats
De manoeuvre wordt op de gebruikelijke
wijze uitgevoerd, maar het knipperlicht
werkt niet
Led "L1" of led "L8" knippert snel
27
F2
F1
Aanbevolen controles
Controleer of de batterijen van de zender leeg zijn; vervang ze zo nodig.
Controleer of de zender correct in het geheugen van de radio-ontvanger is opgeslagen.
Controleer of de reductiemotor wordt gevoed via de netspanning
Vergewis u ervan dat de zekeringen F1 en F2 niet onderbroken zijn; zo ja, dan dient u
de oorzaak van de storing op te sporen en de zekeringen door andere exemplaren met
dezelfde stroomwaarde en kenmerken te vervangen.
Controleer of de instructie daadwerkelijk ontvangen is. Als de instructie de SbS-ingang
bereikt, moet de betreffende "SbS"-led gaan branden; als daarentegen de radiozender
gebruikt wordt, moet de "BlueBUS"-led tweemaal snel knipperen.
Tel het aantal knippersignalen en controleer dit aan de hand van de gegevens in "Tabel
13".
De geselecteerde kracht is mogelijk te laag voor het type poort. Controleer of er sprake is
van obstakels en selecteer eventueel een grotere kracht.
Controleer of een veiligheidsinrichting heeft ingegrepen die aangesloten is aan de ingang
Stop.
Controleer of er tijdens de manoeuvre spanning staat op de FLASH-klem van het
knipperlicht (aangezien het licht knippert, is de spanningswaarde niet van betekenis:
ongeveer 10 - 30Vc); als er spanning op staat, is het probleem toe te schrijven aan de
lamp: deze moet worden vervangen door een lamp met dezelfde specificaties; als er
geen spanning op staat, is er mogelijk sprake van overbelasting van de FLASH-uitgang:
controleer of er toch geen sprake is van kortsluiting op de kabel.
Dit betekent dat de uitloop te hoog is (led "L1"knippert snel) of te laag is (led
"L8"knippert snel).
Als led "L1" knippert, voer dan een sluitbeweging uit tot led "L1" stopt met snel
knipperen. Koppel vervolgens Soon los van de veerhouder-as, open de poort in de
maximale positie en installeer Soon weer vanaf deze positie.
Als led "L8" knippert, voer dan een openingsbeweging uit tot "L8" stopt met snel
knipperen. Koppel vervvolgens Soon los van de veerhouder-as, sluit de poort in de
maximale positie en installeer Soon weer vanaf deze positie.
KENMERKEN VAN DE ZEKERINGEN F1 EN F2
F1
F2
Zekering netvoeding = 1,6A
Zekering besturingseenheid = 1,6
Vertraagd
NEDERLANDS – 21
Tabel 11
Tabel 12