1. Klik op Start en op Configuratiescherm.
2. Klik onder Selecteer een categorie op Prestaties en onderhoud.
3. Klik op Systeem.
4. Klik op Hardware in het venster Systeemeigenschappen.
5. Klik op Apparaatbeheer.
6. Klik met de rechtermuisknop op het apparaat waarvoor een nieuw stuurprogramma is geïnstalleerd en klik op Eigenschappen.
7. Klik op het tabblad Stuurprogramma's.
8. Klik op Vorig stuurprogramma.
Als u het probleem niet kunt verhelpen met Vorig stuurprogramma, dan dient u Systeemherstel te gebruiken om uw computer terug te brengen in de
werkingstoestand waarin deze was voordat u het nieuwe apparaatstuurprogramma installeerde. Zie
Hoe gebruikt u de cd Drivers and Utilities (cd met hulp- en stuurprogramma's)
Als het gebruik van Vorig stuurprogramma of Systeemherstel het probleem niet oplost, dient u het stuurprogramma te installeren van de cd-rom Drivers and
Utilities (stuur- en hulpprogramma's) (ook bekend als de Resource CD). Zie
1. Sla alle open bestanden op en sluit deze, en sluit alle open programma's.
2. Plaats de cd Drivers and Utilities (cd met stuur- en hulpprogramma's) in het cd-romstation.
Meestal wordt de cd automatisch gestart. Als dit niet het geval is, start u Windows Verkenner, klikt u op de map voor het cd-station om de inhoud van
de cd weer te geven en dubbelklikt u op het bestand autorcd.exe. De eerste keer dat u de cd gebruikt kan u worden gevraagd setupbestanden te
installeren. Klik op OK en volg de instructies op uw scherm om door te gaan.
3. Selecteer de gewenste taal voor het stuur- of hulpprogramma (indien beschikbaar) in het vervolgmenu Language (taal) in de werkbalk. Er wordt een
welkomstscherm weergegeven.
4. Klik op Volgende.
De cd scant automatisch uw hardware om de stuur- en hulpprogramma's te detecteren die door uw computers worden gebruikt.
5. Nadat de cd de hardwarescan heeft voltooid, kunt u ook andere stuur- en hulpprogramma's detecteren. Selecteer onder Search Criteria (Zoekcriteria)
de juiste categorieën in de vervolgkeuzemenu's System Model (systeemmodel), Operating System (besturingssysteem) en Topic (onderwerp).
Er wordt een link of links weergegeven voor de specifieke stuur- en hulpprogramma's die door uw computer worden gebruikt.
6. Klik op de link van een specifiek stuur- of hulpprogramma als u informatie wilt weergeven over het stuur- of hulpprogramma dat u wilt installeren.
7. Klik op de knop Install (Installeren) (indien aanwezig) om de installatie van het stuur- of hulpprogramma te starten. Volg de schermaanwijzingen in het
welkomstscherm om de installatie te voltooien.
Als er geen knop Install (installeren) aanwezig is, is automatische installatie niet mogelijk. Voor installatie-instructies kunt u de juiste instructies
raadplegen in de volgende subsecties of kunt u op Extract (uitpakken) klikken, de uitpakinstructies volgen en het leesmij-bestand lezen.
Als de instructie krijgt naar de stuurprogrammabestanden te gaan, klikt u in de CD-map op het venster voor stuurprogrammagegevens om de
bestanden weer te geven die bij dat stuurprogramma horen.
Stuurprogramma's met de hand opnieuw installeren
OPMERKING:
Als u het stuurprogramma voor een infraroodsensor opnieuw installeert, moet u eerst de infraroodsensor inschakelen in de systeemsetup
voordat u doorgaat met de installatie van het stuurprogramma. Zie
1. Nadat u de stuurprogrammabestanden naar uw vaste schijf hebt uitgepakt, zoals beschreven in de vorige sectie, klikt u op Start en klikt u vervolgens
met de rechtermuisknop op Deze computer.
2. Klik op Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Hardware en klik dan op Apparaatbeheer.
4. Dubbelklik op het type apparaat waarvoor u het stuurprogramma installeert (bijvoorbeeld Modems of Infraroodapparaten).
Systeemherstel
Systeemherstel
inschakelen.
Het
systeemsetupprogramma.
inschakelen.