9 Instellingen
9.2.8
Aansluiting van de installatie op een Smart Grid
Tab.14
Werking van de warmtepomp in een Smart Grid
DI_1
DI_2
Inactief
Inactief
Actief
Inactief
Inactief
Actief
Actief
Actief
76
De instellingen opslaan
Om de instellingen toe te passen, moet het menu-item Opslaan en
netwerk opnieuw opstarten uitgevoerd worden in het menu
Ethernetinstellingen.
Belangrijk
Zonder opslaan en opnieuw opstarten gaan alle wijzigingen
verloren.
1. Selecteer in het menu Instellingen > Communicatie >
Ethernetinstellingen het menu-item Sla netwerk op en herstart het.
De uitgevoerde parametrisatie wordt toegepast en er wordt verzocht
om het opnieuw opstarten van het netwerk te bevestigen.
2. Druk op [Bevestigen] om het verzoek te sluiten.
De parametrisatie van de externe verbinding is voltooid.
De CHVAC Centrale regelaar kan controlesignalen ontvangen en regelen
van het "smart" energiedistributienetwerk (Smart Grid Ready). Gebaseerd
op de ontvangen signalen van de klemmenstroken van de DI_1 en DI_2
multifunctionele ingangen, schakelt de warmtepomp uit of oververwarmt
het verwarmingssysteem om het elektriciteitsverbruik te optimaliseren.
Bedrijfsmodus
Normale modus: de warmtepompen werken normaal.
Gereduceerd: de warmtepompen zijn uitgeschakeld.
Boost: de warmtepompen oververwarmen vrijwillig het systeem.
Superboost: de warmtepompen oververwarmen het systeem vrijwillig tot de maximale
warmtepomptemperatuur.
Oververwarming wordt geactiveerd naar gelang het droge contact op de
ingangen DI_1 en DI_2 open of gesloten is, en naar gelang de instellingen
van de Digital Input 1 logische (AP098) en Digital Input 2 logische (AP099)
parameters die de activering van de functies regelen met betrekking tot de
open of gesloten positie van de contacten.
1. Schakel de stroomtoevoer uit naar de CHVAC Centrale regelaar
2. Sluit de Smart Grid signaalingangen aan op DI_1 en DI_2 ingangen
op de IO-01 printplaat.
Belangrijk
Smart Grid signalen moeten van potentiaalvrije contacten komen.
3. Schakel de stroomtoevoer in naar de CHVAC Centrale regelaar
4. Volg het toegangspad in het installateursniveau:Systeem > IO
configuratie > IO-01 > Laagspanningsingangen > Ingangsconfiguratie
5. Configureer de digitale ingangsfunctie.
Tab.15
Parameter
EP153
EP156
6. Volg het toegangspad in het installateursniveau:Systeem > IO
configuratie > IO-01 > Laagspanningsingangen > Ingangslogica
Configuratie digitale ingang
Beschrijving
Digitale ingang 1 configuratie 1 = SmartGridInput1
Digitale ingang 2 configuratie 2 = SmartGridInput2
Instellen
7833300 - v.04 - 12012024