8.2
Inbedrijfstellingsprocedure
8.2.1
Extra printplaten en gateways
8.2.2
Temperatuursensoren
8.2.3
S-bus- en L-bus-verbindingen
7833300 - v.04 - 12012024
Belangrijk
De inbedrijfstelling is verplicht voor het correct functioneren van
de CHVAC Systeem.
De inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een erkende
installateur.
De inbedrijfstellingsprocedure moet ook worden uitgevoerd in
het geval van een wijziging van de systeemopstelling.
Zorg ervoor dat alle toestellen in bedrijf gesteld zijn die door de
CHVAC Centrale regelaar geregeld worden. De toestellen
moeten afzonderlijk in bedrijf gesteld worden vóór de
inbedrijfstelling van de CHVAC Centrale regelaar.
Voor de inbedrijfstelling van de installatie moeten de volgende stappen
worden uitgevoerd. De details voor elke stap worden beschreven in de
volgende hoofdstukken.
1. Als er een extra printplaat is geïnstalleerd, zorg er dan voor dat deze
correct is geïnstalleerd.
2. Zorg ervoor dat de temperatuursensoren correct zijn geïnstalleerd.
3. Zorg ervoor dat de S-bus-aansluitingen correct zijn uitgevoerd.
4. Stel de toestelvolgorde in.
5. Stel het vermogen in.
6. Zorg ervoor dat de maximale aanvoertemperatuur van de
verwarmingsketels correct is ingesteld.
7. Stel de hybride functieparameters in.
8. Zorg ervoor dat de netwerkcommunicatie correct is ingesteld, indien
van toepassing.
9. Zorg ervoor dat de koppeling met het gebouwbeheersysteem (GBS)
correct is ingericht, indien van toepassing.
1. Zorg ervoor dat gateways voor de aansluiting van de toestellen
correct zijn geïnstalleerd en ingesteld.
Zie
Documentatie van de betreffende gateway.
2. Zorg ervoor dat de communicatie met een gebouwbeheersysteem
(GBS optioneel) correct is geïnstalleerd en ingesteld.
1. Zorg ervoor dat de buitentemperatuursensor correct is geïnstalleerd
en aangesloten.
2. Zorg ervoor dat alle vereiste temperatuursensoren correct zijn
geïnstalleerd en aangesloten.
Zie ook
Installatievoorbeelden, pagina 38
1. Zorg ervoor dat de S-bus-aansluitingen correct geïnstalleerd en
aangesloten zijn, volgens de instructies in het hoofdstuk
2. Zorg ervoor dat de L-bus-aansluitingen (optioneel) correct
geïnstalleerd en aangesloten zijn, volgens de instructies in het
hoofdstuk
Installatie .
8 Inbedrijfstelling
Installatie .
57