Als het beeld scherpgesteld is, klinkt een pieptoon en wordt de indicator (
of
) afgebeeld.
De kortste opnameafstand is ongeveer 3 cm (W-kant) of 72 cm (T-kant)
tussen lens en onderwerp.
4. Druk de ontspanknop helemaal in.
Scherpstellingsindicator
brandt:
Het beeld is scherpgesteld.
knippert:
Het scherpstellen is mislukt.
brandt:
Het beeld is scherpgesteld. De scherpgestelde positie verandert overeenkomstig
de beweging van het onderwerp.
brandt:
De scherpstelling wordt uitgevoerd.
Hint
Als het apparaat niet automatisch kan scherpstellen, knippert de
scherpstellingsindicator en klinkt geen pieptoon. Maak opnieuw een compositie
van de opname of kies een andere instelling voor het scherpstellen.
Scherpstellen kan moeilijk zijn in de volgende situaties:
Het is donker en het onderwerp is ver weg.
Het contrast van het onderwerp is slecht.
Het onderwerp is zichtbaar door glas heen.
Het onderwerp beweegt snel.
Bij reflecterend licht of glimmende oppervlakken.
Er is een knipperend licht.
Het onderwerp wordt van achteren belicht.
De onderwerpen in het scherpstelgebied hebben verschillende