[106] Hoe te gebruiken
ISO AUTO min. sl.td.
Als u [ISO AUTO] of [ISO AUTO] selecteert onder [NR Multi Frame] terwijl de
opnamefunctie P (Autom. programma) of A (Diafragmavoorkeuze) is, kunt u de
sluitertijd instellen waarop de ISO-gevoeligheid begint te veranderen.
Deze functie is effectief voor het opnemen van bewegende onderwerpen. U kunt
de kans op een wazig onderwerp minimaliseren en tegelijkertijd camerabeweging
voorkomen.
1. MENU →
instelling.
Menu-onderdelen
FASTER (Sneller)/FAST (Snel):
De ISO-gevoeligheid begint te veranderen bij een sluitertijd korter dan
[Standaard], zodat u camerabeweging en wazige onderwerpen kunt voorkomen.
STD (Standaard):
De camera stelt automatisch de sluitertijd in op basis van de brandpuntsafstand
van de lens.
SLOW (Langzaam)/SLOWER (Langzamer):
De ISO-gevoeligheid begint te veranderen bij een sluitertijd langer dan
[Standaard], zodat u beelden kunt opnemen met minder ruis.
1/32000―30":
De ISO-gevoeligheid begint te veranderen bij de sluitertijd die u hebt ingesteld.
Hint
Het verschil in de sluitertijd waarop de ISO-gevoeligheid begint te veranderen
tussen [Sneller], [Snel], [Standaard], [Langzaam] en [Langzamer] is 1 EV.
Opmerking
Als de belichting onvoldoende is, ondanks dat de ISO-gevoeligheid bij [ISO
AUTO] is ingesteld op [ISO AUTO maximum], zal, om toch met een geschikte
belichting te kunnen opnemen, de sluitertijd langer zijn dan de tijd die is
ingesteld bij [ISO AUTO min. sl.td.].
De opnamefuncties gebruiken
(Camera- instellingen) → [ISO AUTO min. sl.td.] → gewenste
De ISO-gevoeligheid selecteren