INSTALLATIE
BUITENDIENSTSTELLING
pomp-manager bij INSTELLINGEN/VERWARMEN/VERWARMINGS-
CIRCUIT de parameter "COMFORT TEMPERATUUR" verhogen.
Info
Als er geen afstandsbediening geïnstalleerd is, leidt een
verhoging van de parameter "COMFORT TEMPERATUUR"
tot een parallelle verschuiving van de stooklijn.
Als de kamertemperatuur bij lage buitentemperaturen te laag is,
moet de parameter "Stooklijn" worden verhoogd.
Als u de parameter "Stooklijn" heeft verhoogd, dient u bij hogere
buitentemperaturen de zonekraan of de thermostatische kraan
in de referentieruimte in te stellen op de gewenste temperatuur.
Materiële schade
!
Verlaag de temperatuur in het volledige gebouw niet
door alle zonekranen of thermostatische kranen dicht te
draaien, maar door gebruik te maken van de verlagings-
programma's.
Als alles correct is uitgevoerd, kunt u het systeem opwarmen tot
de maximale bedrijfstemperatuur en nogmaals ontluchten.
Materiële schade
!
Let bij vloerverwarmingen op de maximaal toegelaten
temperatuur voor de vloerverwarming.
11.4 Overdracht van het toestel
Leg aan de gebruiker de werking van het toestel uit en maak hem
vertrouwd met het gebruik.
Info
Overhandig deze bedienings- en installatiehandleiding
aan de gebruiker om deze zorgvuldig te bewaren. Alle
informatie in deze aanwijzing moet zeer nauwkeurig
worden opgevolgd. Hier vindt u instructies voor de vei-
ligheid, de bediening, de installatie en het onderhoud
van het toestel.
11.5 Bediening en werking
Toestel- en installatieschade
!
De stroomvoorziening mag u buiten de verwarmingspe-
riode evenmin onderbreken. Als de stroomvoorziening
wordt onderbroken, wordt de actieve vorstbescherming
van de installatie niet meer gegarandeerd.
U hoeft de installatie 's zomers niet uit te schakelen. De warmte-
pompmanager beschikt over een automatische zomer-/winterom-
schakeling.
12. Buitendienststelling
Als u de installatie buiten dienst moet stellen, zet u de warmte-
pompmanager op stand-by. De veiligheidsfuncties ter bescher-
ming van de installatie, zoals vorstbescherming, blijven zoals deze
zijn.
WWW.STIEBEL-ELTRON.COM
Toestel- en installatieschade
!
Maak de installatie aan de waterzijde leeg, terwijl de
warmtepomp volledig is uitgeschakeld en wanneer er
vorstgevaar bestaat.
13. Onderhoud en reiniging
Indien er warmtehoeveelheidmeters zijn ingebouwd, moeten de
snel verstopt rakende zeven regelmatig worden gereinigd.
Bij storingen in de werking van de warmtepomp (bijv. activeren
van de hogedrukbeveiliging) ten gevolge van de afzetting van cor-
rosieproducten (roestslib) in de condensor, kunnen deze afzet-
tingen alleen door de klantendienst chemisch worden opgelost
met behulp van geschikte oplosmiddelen.
WPF M |
13