Parameter 185 (niveau Installateur)
De parallelle verplaatsing van de klimaatcurve wordt gebruikt
om de temperatuur van de toevoer voor de ganse schaal van de
buitentemperatuur homogeen te wijzigen.Wanneer de waarde
van deze parameter wordt gewijzigd, wordt een correctie uit-
gevoerd van de klimaatcurve als de omgevingstemperatuur te
hoog (stel een negatieve waarde in) of te laag is (stel een po-
sitieve waarde in). Als in de omgeving een thermostaat Open
Therm aanwezig is, wordt deze parameter niet beschouwd.Met
deze parameter kan de gebruiker rechtstreeks en eenvoudig de
temperatuur van de toevoer naar de verwarmingsinstallatie, en
dus de omgevingstemperatuur, verhogen (positieve waarde) of
verlagen (negatieve waarde).
Toevoertemp.
(°C)
Par. 24
Par. 19
Par. 21
Par. 23
Par. 20
Ga naar het menu "Gecentraliseerde verwarm.". Het display zal
er als volgt uitzien:
Centrale Verwarming
"
"
Weersafhankelijke Regeling
"
Druk op de toets ● om te bevestigen en naar het scherm van de
klimaatcurve te gaan.
Weersafhankelijke Regeling
"
194
32
5
Buitentemperatuur [°C]
"
"Verw. Max. Set." en "Min. Buitentemp." worden naar voren ge-
bracht, druk op de toets ● om de waarde ervan te wijzigen.
Verander Verw. Max. Set. met behulp van de toetsen ▲ / ▼
1
en Min. Buitentemp. met de toetsen ◄ / ►.
Druk op ● om de wijzigingen op te slaan
2
3
Selecteer de andere waarden met behulp van de toetsen
◄ / ►.
Herhaal de fases 1 tot en met 3 om verdere wijzigingen aan te
brengen.
Nadat de parameters zijn ingesteld, drukt u op de toets ESC om
de menu's te verlaten.
9
Indien de externe sonde (accessoire) niet wordt waarge-
nomen (wegens niet gemonteerd of beschadigd), geeft het
systeem de volgende melding: nr. 202
De aanwezigheid van de melding schakelt de thermische
module niet uit waardoor een verzoek om warmte kan
worden gedaan aan het op de klimaatmodus ingestelde
maximumsetpoint.
Tset max (°C)
Par. 185
Tset min (°C)
Par. 22
Par. 25
Buitentemp. (°C)
"
"
T Aanvoer (Klimaatpunt)
82.0
°C
"
"
"
"
T Aanvoer (Voetpunt)
40.0
°C
"
"
"
"
Afschakeltemperatuur
21.0
°C
"
"
"
"
T Buiten (Voetpunt)
21.0
°C
95
"
"
"
"
T Buiten (Klimaatpunt)
-4.0
°C
"
"
"
"
"
Modus 2
(Werking in de klimaatmodus met een vermindering die wordt
geregeld door thermostaat omgeving/verzoek warmte, setpoint
dat varieert in functie van de buitentemperatuur)
In dit geval werkt de thermische module met een setpoint dat
wordt bepaald door de klimaatcurve (instelbaar op een volledig
analoge manier zoals beschreven in de modus 1) in functie van
de buitentemperatuur. Het verzoek om warmte wordt onafhan-
kelijk van de eventuele sluiting van het contact van de ther-
mostaat omgeving / verzoek warmte geactiveerd en wordt pas
geannuleerd wanneer de buitentemperatuur hoger is dan de
door parameter 25 bepaalde waarde.
In deze modus bepaalt de parameter 28 met hoeveel graden
het setpoint wordt verlaagd (vermindering) wanneer het con-
tact van de thermostaat omgeving / verzoek warmte opent.
Par.
Beschrijving
Nr.
Compensatie van de aanvoertemperatuur bij de maxi-
109
male buitentemperatuur in de klimaatmodus (Par. 1 =
1 of 2).
Bepaalt het maximumsetpoint bij de minimale buiten-
19
temperatuur bij de klimaatregeling
Bepaalt de minimale buitentemperatuur waaraan het
20
maximale setpoint in de klimaatregeling kan worden
gekoppeld
Bepaalt het minimumsetpoint bij de maximale buiten-
21
temperatuur bij de klimaatregeling
Bepaalt de maximale buitentemperatuur waaraan het
22
minimale setpoint in de klimaatregeling kan worden
gekoppeld
Beperkt de minimumwaarde die aan het setpoint kan
23
worden toegewezen in de verwarmingsmodus (dit
geldt niet voor de verwarmingsmodus 4).
Beperkt de maximumwaarde die aan het setpoint kan
24
worden toegewezen in de verwarmingsmodus (dit
geldt niet voor de modus 4).
Bepaalt de uitsluitingstemperatuur van de klimaatre-
25
geling
Gebruikt voor de verwarmingsmodus Par. 1= 2 of 3.
Bepaalt met hoeveel graden het toevoersetpoint wordt
28
verlaagd bij het openen van het TA-contact (thermo-
staat omgeving/verzoek warmte).
Toevoertemp.
(°C)
Par. 24
Par. 19
Par. 21
Par. 28
Par. 23
Par. 20
Parameter 109 Comp. T. @ T.ext. Max
Gedurende het voor- en najaar, als de buitentemperatuur de
maximale limiet nadert die is ingesteld op Par. 22, kan de aan-
voertemperatuur die is berekend in de klimaatcurve afwijken
van de temperatuur die aan de aanvraag voldoet. Deze para-
meter voert een niet-lineaire correctie uit van de klimaatcurve
om dit verschil te compenseren.
53
INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
Max. temp.
setp. (°C)
Par. 109
Par. 109
Min. temp.
setp. (°C)
Par. 22
Par. 25
Buitentemp. (°C)