INSTALLATIE
A
B
C
D
1 - Rookafvoer
2 - Achterste rookgasaf-
voer (accessoire)
Gat wanddoorvoer rook-
gasafvoerleiding
Gat wandoorvoer luch-
tinlaatleiding
Coaxiale rookgasafvoer/
luchtinlaat voor type C
configuratie (accessoire)
Gat wanddoorvoer coaxi-
ale rookgasafvoer-/luch-
tinlaatleiding
A
2
1
C
TAU
TAU
TAU
TAU
Unit
Unit
Unit
Unit
50
70
100
115
100
515
100
763
760
80
110
80
110
100
130
100
80/125
110/160
150
180
2.8.1
Technische kenmerken rookkanaal
Het rookkanaal moet aan de volgende eisen voldoen:
− uitgevoerd zijn in rookbestendig materiaal, op lange ter-
mijn bestand tegen mechanische belastingen, hitte, in-
werking van de verbrandingsproducten en de condens
ervan
− een verticaal verloop hebben, zonder vernauwingen,
met een asafwijking van maximaal 45°
− geschikt zijn voor de specifieke bedrijfsvoorwaarden van
het product en voorzien van het CE-keurmerk
− de juiste dimensionering hebben om te voldoen aan de
eisen i.v.m. trek/rookafvoer, zodat het product altijd op-
timaal kan werken
− vanbuiten goed geïsoleerd zijn om te voorkomen dat er
condensvorming optreedt en de rook niet te snel afkoelt
− het rookkanaal moet onderaan voorzien zijn van een
specifiek systeem voor condensafvoer.
9
De doorsnee van de schoorsteen mag nooit minder bedra-
gen dan de doorsnee van de rookafvoerleiding van de ver-
warmingsketel.
9
Bij de configuratie B23 moet het rookkanaal op grond van
de geldende Technische Normen voldoen aan de min.on-
derdruk, uitgaande van een drukwaarde van "nul" bij de
afvoer van de rookgassen van de ketel.
2.8.2
Aansluiting op het rookkanaal
Voor de aansluiting op het rookkanaal is het verplicht om stugge,
afgedichte en geïsoleerde leidingen te gebruiken, die bestendig
zijn tegen temperatuur, condens, mechanische belasting.
Het subhorizontale gedeelte moet minimaal 5° naar de ver-
warmingsketel hellen en dient goed geïsoleerd te zijn. Bij lange
subhorizontale delen (L>1 m) moet een systeem voor condens-
afvoer worden voorzien voordat de leiding de verwarmingsketel
binnengaat (zie afbeelding), zodat de condens die zich mogelijk
in dit deel van de leiding heeft gevormd afgevoerd wordt.
De sectie van de afvoerleiding moet groter zijn dan de aan-
sluitsectie van de afvoerleiding van het toestel. Gebruik voor
richtingveranderingen een T-koppeling met inspectiedop, zodat
de leidingen regelmatig goed schoongemaakt kunnen worden.
Mee-
Controleer na de reiniging altijd of de inspectiedoppen herme-
teen-
tisch gesloten worden en de pakking niet beschadigd is.
heid
mm
mm
mm
mm
Ø
mm
Ø
mm
Ø
mm
Ø
mm
Ø
mm
Ø
mm
16