•
Om verbinding te kunnen maken, moet er een geheugenkaart in de camera zitten.
•
Zodra u verbinding hebt gemaakt met apparaten via het Wi-Fi-menu, worden
recente bestemmingen als eerste vermeld wanneer u het Wi-Fi-menu opent.
U kunt eenvoudig opnieuw verbinding maken door op de knoppen [
te drukken om het apparaat te kiezen en vervolgens op de knop [
drukken. Als u een nieuw apparaat wilt toevoegen, opent u het scherm voor
apparaatselectie door op de knoppen [ ][ ] te drukken en vervolgens de
instelling te configureren.
•
Als u liever geen recente doelapparaten wilt weergeven, kiest u MENU
(=
23) > tabblad [
] > [Inst. draadloze communicatie] > [Instellingen Wi-Fi]
> [Doelhistorie] > [Uit].
•
U kunt ook meerdere beelden in een keer verzenden en het beeldformaat
wijzigen voordat u verzendt
(=
90).
•
U kunt het huidige beeld verzenden door [Dit beeld verz.] te kiezen op het
scherm bij stap 4.
Opties voor het verzenden van beelden
U kunt meerdere beelden selecteren om in een keer te verzenden en
de opnamepixelinstelling van het beeld (het formaat) wijzigen voordat u
][
]
verzendt. Met sommige webservices is het ook mogelijk om opmerkingen
] te
toe te voegen aan de beelden die u wilt verzenden.
Meerdere beelden verzenden
Op het scherm voor beeldoverdracht kunt u een reeks beelden selecteren om
te verzenden of alleen beelden verzenden die als favoriet zijn gemarkeerd.
Een reeks selecteren
1
Kies [Select. en verz.].
z
z
Druk op het scherm voor beeldoverdracht
op de knoppen [ ][ ] om [Select. en
verz.] te kiezen en druk daarna op de
knop [ ].
2
Selecteer een selectiemethode.
z
z
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
selectiemethode te kiezen.
1
Selecteer [Select. reeks].
z
z
Volg stap 2 bij "Meerdere beelden
verzenden"
(=
90), kies [Select. reeks]
en druk op de knop [ ].
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
90