5.3.4. Uitlaatmonstuk reinigen
(optioneel)
Delen van het uitlaatssysteem zijn
vanzelfsprekend heet en moeten tij-
dens het bedrijf en tijdens het afkoelen na het
stopzetten van de motor niet aangeraakt wor-
den.
– Klem „1" losmaken en uitlaatbocht demonte-
ren (Afb. 26).
– Vuilaanslag in de uitlaatzeef „2" verwijderen.
– Uitlaatzeef op scheuren en efecten controleren
en zonodig vervangen.
Aanwijzing:
Indien de motor gedurende langere tijd zonder,
of met zeer geringe belasting loopt kan de
uitlaatzeef sneller dan gebruikelijk vervuilen. In
dat geval dient het onderhoudsinterval aangepast
te worden.
5.4.
Onderhoud na
5.4.1. Brandstofvóórfilter vervangen
Bij werkzaamheden aan het brandstof-
systeem: Geen open vuur, niet roken.
– Plaats een geschikt opvangbakje onder het fil-
ter en vang de werlekkende brandstof op.
– Brandstoftoevoerleiding afklemmen.
N.B.
Met zorg te werk gaan opdat geen vuil in de
brandstofleiding komt. Bij sterk vervuild vóórfil-
ter dient het vervangen van het vóórfilter na
250 uur te geschieden.
Brandstofvóórfilter vervangen
– Brandstofleidingen „1" aan beide zijden van
het vóórfilter „2" demonteren (Afb. 27).
– Nieuw vóórfilter monteren.
500
uur
N.B.
Brandstofvóórfilter alleen vernieuwen, zo moge-
lijk verticaal monteren.
Op juiste stroomrichting -pijl- letten.
– Brandstof toevoor vrijgeven
N.B.
Klem brandstoftoevoerleiding verwijderen en
brandstof via hefboom „1" van de opvoerpomp
zolang verpompen totdat de brandstof via re-
tourleiding „2" hoorbaar in de brandstoftank
loopt (Afb. 9).
– Motor proefdraaien, filter en leiding op lekkage
kontroleren.
5.4.2. Onderhoud droog luchtfilter
Het luchtfilterelement, (bij viercilindermotoren 2
stuks) moet(en) schoongemaakt worden als het
waarschuwingslampje voor een vervuild luchtfil-
ter gaat branden. Onafhankelijk daarvan moet
het filter elke 500 uur vervangen worden.
Luchtfilterelement uitbouwen
(Motoren 2..4 L 40. / 2..4 L 41.)
– Bovendeksel (afb. 2) demonteren.
– Eventueel vuil op, en om het luchtfilterhuis
verwijderen voor de demontage van het lucht-
filter.
– Bouten „1" zo ver losdraaien dat de complete
filterbak van de motor getild kan worden.
(Afb. 28)
– Dek het inlaatspruitstuk (ken) af om te voorko-
men dat er vuil in valt.
– Open hierna de filterbak(ken) en neem het fil-
terelement „3" uit de bak. (Afb. 29).
Bij driecilinder motoren wordt deksel „2" met
snelsluiting „7" extra vastgeklemd.
– Reinig de filterbak (ken).
18