Bij viercilinder 4 M 40. / 4 M 41.
– Dekompressiehefboom 1e -, 3e - en 4e cilinder
( gezien vanuit ventilatorzijde ) in stand „2"
zetten (Afb. 15 und 34).
– Dekompressiehefboom 2e cilinder in stand „3"
zetten.
Het starten
– Aanzetslinger met toenemende snelheid rond-
draaien.
Wanneer de dekompressiehefboom stand „0"
bereikt, moet het maximale starttoerental bereikt
zijn.
– Zodra de motor start, aanzetslinger uit slinger-
steun verwijderen.
– Treedt tijdens het starten, door onvoldoende
krachtig aanslingeren, een terugslag op -
waardoor de motor in bepaalde omstandighe-
den in tegengestelde draairichting gaat lopen -
laat dan de slinger ogenblikkelijk los en zet de
toerenverstelhefboom in de STOP-positie. Zie
ook hoofdstuk 4.3.
Gevaar vanwege meedraaiende start-
slinger
– Wacht tot de motor geheel stil staat en begin
dan pas een nieuwe startpoging.
4.2.4. Starten met veiligheidsslinger
(Niet in standaard uitvoering)
– Het voorbereiden en starten gebeurt op de zelf-
de wijze als met de normale aanzetslinger. Al-
tijd handgreep „1" met beide handen goed
vasthonden (Afbd 16 en 17)
– Aanzetslinger eerst langzaam draaien totdat pal
ingrijpt. Daarna met toenemende snelheid
draaien. Wanneer dekompressiehefboom stand
0 bereikt heeft, moet de hoogste snelheidbe-
reikt zijn. Zodra de motor start, aanzetslinger
verwijderen.
De kracht tussen motor en aanzetslin-
ger moet tijdens het starten voortdu-
rend aanwezig zijn en mag niet onderbroken
worden. M.a.w. handgreep goed vasthouden
en met kracht doordraaien.
– Treedt tijdens het starten, door onvoldoende
krachtig aanslingeren, een terugslag op dan,
dan ontkoppelt het ratelmechanisme van de
veiligheidsslinger de startklauw „3" en het slin-
gerlijf „2" (Afb. 17).
– Als na een terugslag de motor in tegengestel-
de draairichting start - er komt dan rook uit het
luchtfilter - laat dan de slinger ogenblikkelijk
los en zet de toerenverstelhefboom in de
STOP-positie. Zie ook hoofdstuk 4.3.
– Wacht tot de motor geheel stil staat en begin
dan pas een nieuwe startpoging.
4.3.
Stoppen van de motor
Na, of tussen de gebruiksperiodes van
de motor in de contactsleutel resp.
startslinger opbergen zodat onbevoegden de
motor niet kunnen starten.
Motoren met elektrische startinrichting
– Toerenverstelhefboom tot aanslag „stop"
terugstellen. Motor stopt. (Afb. 11)
– Kontaktsleutel in stand „0" zetten en uitne-
men.Kontrolelampjes moeten uit zijn. (Afb. 12)
Aanwijzing:
Motoren met motorbeveiligingsautomaat (te her-
kennen aan de schakelkast met voorgloeicontro-
lelampje „6" Afb.13) kunnen door het terugdraai-
en van de contactsleutel in de positie 0 stopge-
zet worden.
Motoren met handstart
– Toerenverstelhefboom tot aanslag „stop" terug-
stellen. Motor stopt. (Afb. 11).
Motor zonderoit d.m.v. dekompressie-
hefboom stoppen.
12