Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Starten D.m.v. Elektrische Startinrichting - Hatz Diesel 2 L40 Series Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

4.2.1. Starten d.m.v. elektrische
startinrichting
– Toerenverstelhefboom indien mogelijk in halve
of max. START-positie stellen. (Afb. 11)
Lage toeren instelling betekent weinig star-
trook
– Contactsleutel in het slot steken en naar
positie I draaien (Afb. 12).
– Het laadstroomcontrole- „2" en oliedruklampje
„3" gaan nu branden (Afb. 13).
– Contactsleutel doordraaien naar stand II
(Afb. 12).
– Zodra de motor aangeslagen is de sleutel los-
laten. De contactsleutel moet zelf in positie I
terugspringen en gedurende de loop van de
motor in deze stand blijven staan.
Het laadstroomcontrole- en oliedruklampje
moeten direct na het aanslaan van de motor
uitgaan.
Het controlelampje „1" gaat branden en geeft
daarmee aan dat de motor loopt.
– Het luchtfiltervervuilingscontrolelampje „5"
gaat tijdens het draaien van de motor alleen
dan branden wanneer het luchtfilter vervuild is
en schoongemaakt of vervangen moet worden.
(Afb. 13, Hfdst. 5.4.2.)
– Het temperatuurcontrolelampje „4" (optioneel)
gaat branden zodra de cilinderkoptemperatuur
te hoog wordt.
De motor moet dan direct stop gezet worden
om na te gaan wat de oorzaak hiervan is en
deze te verhelpen, hfdst. 7.
– Voor iedere nieuwe startpoging de contactsleu-
tel in positie 0 terugdraaien.
De instartbeveiliging in het contactslot voor-
komt dat bij lopende motor het contactslot op-
nieuw in positie 2 gedraaid kan worden en de
startmotor in de draaiende motor inslaat en
daarmee beschadigd wordt.
Belangrijk!
Indien de motor is voorzien van een startmotor-
beveiligingsmodule moet na een mislukte start-
poging het contactslot minstens 8 seconden in
positie 0 staan om de mogelijkheid van een
nieuwe startpoging vrij te geven.
Voorgloeiïnstallatie met gloeitijdautomaat
(optie)
Bij temperaturen onder 0°C gaat het voorgloei-
controlelampje „6" branden. (Afb. 13)
– Na het doven hiervan kan de motor direct ge-
start worden.
Motorbeveiligingsautomaat
Motoren met beveiligingsautomaat zijn aan de
schakelkast met voorgloeicontrolelampje „6" te
herkennen. (Afb. 13.)
Belangrijk!
Als de Motor na het aanslaan direct weer af slaat
of tijdens het bedrijf zelfstandig af slaat, kan dat
een indicatie zijn dat de beveiliging reageert op
een stoorsignaal vanuit de motorbeveiliging. Dit
is dan aan het oplichten van het desbetreffende
controlelampje te herkennen. (Afb. 13 pos 2-5).
Na het stoppen van de motor blijft dit controle-
lampje nog ca. 12 seconden branden.
Daarna schakelt de electrische installatie auto-
matisch af.
Als het contactslot in stand 0 terug gezet wordt
en daarna direct weer in stand 1 gedraaid gaat
het betreffende controlelampje opnieuw branden.
Voor verdere startpogingen eerst onderzoeken
wat de oorzaak van de storing is aan de hand
van Hfdst. 7. „storingen".
Het controlelampje gaat bij de volgende start uit.
Ondanks automatische stopinrichting elke
8 tot 15 draaiuren oliepeil kontroleren,
Hoofdst. 5.2.1.
10
(optie)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave