I
NSTELLINGEN
K
EUZEMOGELIJKHEID
1 (kan niet gewijzigd worden)
Alleen van toepassing op toestellen die gebruik
maken van een change-over-installatie.
2
3
4
5
6
standaardwaarde
44
4.3.4 Instellingen voor externe regelingen
n
Opmerking:
U kunt de instellingen voor externe regelingen noteren op
het label in de binnenzijde van de achterschaal van het
bedieningspaneel.
Functie van de ingang
Het effect op de werking van het toestel bij een signaal op de
ingang stelt u in met functie no. 60 in het installateursniveau.
De keuzemogelijkheden zijn aangegeven in
Als het signaal weer buiten werking treedt, kan het toestel nog
een bepaalde tijd dezelfde werking behouden. De duur hier-
van (de uitschakelvertraging) stelt u in met functie no. 76 op het
installateursniveau.
n
Opmerking:
De ingang is 'normally open': het signaal treedt in werking
als het contact op de aansluiting gesloten wordt.
Tabel 4-1 Functie van de ingang (functie no. 60)
W
ERKING VAN TOESTEL BIJ SIGNAAL OP INGANG
Toestel in koelmodus schakelen (zomerstand)
Toestel minimaal op ventilatiestand 2 schakelen
Deze functie werkt alleen in de dagstand.
Toestel in- of uitschakelen
De gebruiker kan het in- of uitschakelen ongedaan maken
via het bedieningspaneel.
Ventilatie uitschakelen: de luchtklep wordt gesloten
Toestel minimaal op ventilatiestand 1 schakelen
Deze functie werkt zowel in de dagstand als in de nacht-
stand.
Storingsmelding F2 of F3 niet weergeven indien geen
warmte- of koudebron aanwezig is
Afhankelijk van de toestelcode op het typeplaatje: (Zie:
paragraaf 1.3.4.)
• code eindigend op 1: vaste waarde = 1
• code beginnend met 4, 6, of 7: standaardwaarde = 2
• code beginnend met 5: standaardwaarde = 3
V
ENTILATORCONVECTOR
Tabel
4-1.