Geavanceerde functies
Wijzigingsprocedure
1
Druk op
schakelen.
LET OP:
• U annuleert de modus door nogmaals op
drukken, zodat de indicator dooft.
2
Voer met de afdrukhoeveel-
heidstoetsen het nummer in van het
onderdeel dat u wilt wijzigen.
De weergave afdrukhoeveelheid geeft de huidige
instelling weer van het geselecteerde onderdeel.
LET OP:
• Voor onderdelen 70 t/m 72 wijkt de procedure
af.
– Onderdeel 70 en 71: p.74
– Onderdeel 72: p.76
• Als u de standaardinstellingen van de aange-
paste instellingen wilt herstellen, voert u "99" in
en drukt u op [+] en vervolgens op
72
De standaardinstellingen aanpassen [Modus aangepaste instellingen]
om de indicator in te
3
Druk op [
Met deze toets selecteert u een parameternum-
mer.
Het huidige ingestelde parameternummer knip-
pert.
te
4
Voer een parameternummer in met
de afdrukhoeveelheidstoetsen.
Als u meerdere onderdelen wilt wijzigen, drukt u
op [+] en herhaalt u stap 2 t/m 4.
.
].