20
Handboek voor de gebruiker
v Gebruik in uw computer ofwel DDR3 ECC UDIMM's, ofwel DDR3 Non-ECC
UDIMM's. Zorg dat u nooit zowel DDR3 ECC UDIMM's als DDR3 Non-ECC
UDIMM's in één en dezelfde computer installeert.
v Gebruik modules van 1 GB, 2 GB of 4 GB in elke willekeurige combinatie, tot
een maximum van 16 GB.
v Installeer de geheugenmodules in deze volgorde: DIMM 1, DIMM 3, DIMM 2 en
DIMM 4. Zie "Onderdelen op de systeemplaat" op pagina 11.
U kunt een geheugenmodule als volgt installeren of vervangen:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie "De kap van de computer verwijderen"
op pagina 14.
2. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie "Onderdelen op de
systeemplaat" op pagina 11.
3. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen
te komen. Bij bepaalde modellen moet de PCI Express x16 grafische kaart wor-
den verwijderd om bij de geheugenuitbreidingssleuven te kunnen komen. Zie
"PCI-kaart installeren of vervangen" op pagina 16.
4. Open de klemmetjes.
Figuur 11. Klemmetjes openen
Als u een geheugenmodule vervangt, opent u de klemmetjes en haalt u de
module voorzichtig uit de sleuf.
Figuur 12. Een geheugenmodule verwijderen