Als er voldoende ruimte is ontstaan,
de reservewieldrager omhoog duwen, de
borghaak (2) van de drager vrij trekken,
de tweede veiligheidshaak (3) loshaken en
de drager laten zakken. Schuif het
reservewiel uit de drager.
Na verwijdering van het reservewiel,
de veiligheidshaak
(3) weer vast-
haken.
Opkrikken van de wagen
Alvorens de wagen op te krikken, de
handrem aantrekken. Controleer of de
grond stevig genoeg is om de krik en
eventuele extra steunen te dragen. Als de
wagen op een helling opgekrikt moet
worden, beide wielen aan de andere kant
van de wagen deugdelijk blokkeren. Aan
de krikslinger draaien totdat de krik onder
de wagen geschoven kan worden. Ver-
wijder de wielsierdeksels of wieldop en zet
de betreffende wielbouten ongeveer
een halve slag losser door deze linksom te
draaien.
Indeukingen in de dorpels of pijlen op
de polyurethaan wielkasten (XR3i
modellen) geven de plaatsen van de
voor- en achterkrikpunten
aan.
De groef in de kop van de krik past op de
flens onder de dorpel. Hierdoor kan de kop
van de krik stevig worden aangebracht.
Plaats de krik op de juiste wijze en draai
aan de krikslinger om de krikvoet tot op de
grond te laten zakken. [,]
Sedans en Combi's: Plaats de krik zo
dat het brede deel van de krikvoet plat
op de grond staat (zie onderstaande
afbeelding).
Breng de wagen zo ver omhoog dat het te
verwisselen wiel los van de grond is. Als
de wagen omhoog komt, zal de krik
automatisch van stand wijzigen, d.w.z. in
de geheelomhooggebrachte
stand zal de
krik op het smalle deel van de voet komen
te staan (zie afbeelding).