14.16 Verwarmingswaterdruk controleren
Voor het bijvullen eerst de vulset met water vullen. Dit voorkomt dat er lucht in de installatie komt.
Fig. 67
Wanneer de verwarmingswaterdruk niet behouden blijft, moet de dichtheid van het expansievat en van de
verwarmingsinstallatie gecontroleerd worden.
14.17 Elektrische bedrading
Controleer de bedrading op eventuele beschadiging en vervang eventuele defecte bedrading.
14.18 Overdrukventiel
Werking controleren.
Indien het overdrukventiel water loost moeten het expansievat, de vulset, de warmtewisselaar en de druk van de
installatie gecontroleerd worden.
Indien nodig moet het overdrukventiel vervangen worden.
14.19 Sanitaire warmwaterleiding
Indien de normale uitlooptemperatuur en/of het normale debiet niet meer bereikt worden:
- gasdruk controleren,
- controleer of er geen bijmenging gebeurt van koud water in de sanitaire installatie,
- controleer de waterfilter,
- vervang (indien nodig) de sanitaire platenwarmtewisselaar.
Het is aan te raden de platenwarmtewisselaar te vervangen en NIET te ontkalken.
6 720 800 738 (2013/06 BL-NL)
Opgelet: De ketel kan beschadigd worden.
Vul enkel water bij wanneer de ketel koud is.
De wijzer op de manometer (10) moet tussen de 1 en 1,5 bar staan.
Staat de wijzer onder de 1 bar (in koude toestand) dan moet u
bijvullen totdat de wijzer weer tussen de 1 en 1,5 bar staat.
Aanduiding op de manometer
0,6 bar
Minimale vuldruk (bij koude installatie)
1,2 bar
Optimale vuldruk
3 bar
Maximale werkdruk
De maximumdruk van 3 bar mag niet overschreden worden,
ook niet bij hogere vertrektemperatuur. Anders opent het
overdrukventiel.
52