Stand intelligente circulatiepomp (servicefunctie 1.d)
Deze servicefunctie komt overeen met de tot dusver gebruikelijke functie ''Pompopvoerhoogteschakelaar''.
De stand van de pomp is alleen actief wanneer bij de pompkarakteristiek (servicefunctie 1.C) 0 is gekozen.
De fabrieksinstelling is: 7.
Sturing ingebouwde circulatiepomp (servicefunctie 1.E)
Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regeling, wordt automatisch op pompschakeling 4
overgeschakeld.
Verschillende pompschakelingen:
Schakelstand 00 (automatische werking, fabrieksinstelling):
De BUS-regelaar stuurt de circulatiepomp.
Schakelstand 01 (Een dergelijke bediening is ten stelligste af te raden omwille van risico op oververhitting!):
Voor installaties zonder externe regelaar. De pomp wordt door de vertrektemperatuurregelaar geschakeld. Bij
warmtevraag start de pomp samen met de brander.
Schakelstand 02:
Voor installaties met kamerthermostaat aangesloten aan de klemmen 1, 2 en 4 (24 V).
Schakelstand 03:
De circulatiepomp draait continu (uitzonderingen: zie handleiding van de regelaar).
Schakelstand 04:
Intelligente uitschakeling van de circulatiepomp bij installaties met weersafhankelijke regeling. De pomp wordt enkel
ingeschakeld wanneer het nodig is.
Servicefuncties 1.F & 2.A – geen functie
Maximum vertrektemperatuur instellen (servicefunctie 2.b)
De maximale vertrektemperatuur kan tussen 35 en 88°C ingesteld worden.
De fabrieksinstelling is 88.
6 720 800 738 (2013/06 BL-NL)
Fig. 45 stand intelligente
1 - 7
H
V
36
circulatiepomp
karakteristieken
restopvoerhoogte
debiet