...
• Als dit niet mogelijk is, verdient het de
voorkeur dergelijke machines op een
truck of aanhanger bij te vullen uit een
draagbaar vat, niet met behulp van een
vulpistool van een pomp.
• Als u een vulpistool moet gebruiken,
dient u de vulpijp voortdurend in contact
met de rand van de brandstoftank of de
opening van het vat te houden, totdat u
klaar bent met bijvullen.
Brandstoftank vullen
1. Motor afzetten en parkeerrem in werking
stellen.
2. Omgeving van beide brandstoftankdoppen
reinigen en doppen afnemen. Beide
brandstoftanks vullen tot 6-13 mm vanaf de
onderkant van de hals van de vulbuis. Dit geeft
de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.
De brandstoftanks nooit helemaal vullen.
3. Plaats de tankdoppen terug en zet ze goed vast.
Neem gemorste brandstof op.
4. Vul de brandstoftank na elk gebruik indien
dit mogelijk is. Dit beperkt mogelijke
condensvorming in de brandstoftank tot een
minimum.
Motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik
neemt, moet u het oliepeil in het carter van de
motor controleren; zie Motoroliepeil controleren
in Onderhoud motor, blz. 38
Brandstoftanks wisselen
Belangrijk: Laat de machine nooit
lopen totdat er geen brandstof meer in de
tank zit. Hierdoor kan de motor schade
oplopen, hetgeen ertoe kan leiden dat het
brandstofsysteem moet worden gecontroleerd.
De brandstofafsluitklep bevindt zich achter de
linkerkant van de stoel.
De machine heeft twee brandstoftanks. Een
tank bevindt zich op de linkerkant en een tank
op de rechterkant. Elke tank is aangesloten op
de brandstofafsluitklep. Hiervandaan loopt een
gemeenschappelijke brandstofslang naar de motor
(Figuur 5).
Om de linker brandstoftank te gebruiken, moet
u de brandstofafsluitklep op LH (links) draaien.
Om de rechter brandstoftank te gebruiken, moet
u de brandstofafsluitklep op RH (rechts) draaien
(Figuur 5).
Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine
transporteert of stalt.
Figuur 5
1. Linker brandstoftank open
19
2. Brandstofafsluitklep