Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

REMKO SV Series Bedieningshandleiding pagina 18

Inhoudsopgave

Advertenties

REMKO SV
Montagemateriaal
Het binnentoestel wordt door
middel van 4 architectonisch te
plaatsen draadstangen bevestigd.
Om de installatie volledig
door te kunnen voeren, zijn
overeenkomstige spieën,
trapeziumvormige plaathangers,
profielstaal, ringen voorkoelmiddel-
en condensleidingen (resp.
verplaatskanalen) en
aansluitingsstukken voor de
condensleiding nodig.
Keuze van de installatiesplaats
Binnentoestel
Het binnentoestel is ontworpen
voor een montage in horizontale
tussendak met Euroraster–
afmetingen. Het kan echter ook
in tussendak met andere maten
geplaatst worden.
Hou rekening met de
montagehoogte van het toestel
met minstens 258 mm bij SV 261
en SV 351, minstens 298 mm bij SV
521 en SV 681.
Buitendeel
Het buitendeel is voor een
horizontale staande montage in
buitenbereik ontworpen.
De opstellingsplaats van de
toestellen dient horizontaal, vlak
en vast te zijn. Bijkomend dient het
toestel beveiligd tegen omkippen.
Het buitendeel kan zowel buiten als
ook binnen een gebouw opgesteld
worden.
Bij de buitenmontage let svp op
de volgende aanwijzingen ter
bescherming van de toestellen voor
onweersinvloeden.
18
Regen
Het toestel is bij vloer- of
dakopstelling met min. 10 cm vloer
vrije ruimte te monteren.
Een vloerconsole is als toebehoren
verkrijgbaar.
zon
De vervloeier van het buitendeel is
een warmteafgevend bouwdeel.
Zonnestraling verhoogt extra
de temperatuur van de lamellen
en vermindert daarmee
de warmteafgave van de
lamellenwisselaars. Het buitendeel
dient zo mogelijk aan de noordzijde
van het betreffende gebouw
opgesteld te worden. architectonisch
dient in dit geval een beschaduwing
opgesteld te worden. Dit kan door
een kleine dakbedekking gebeuren.
De uitgaande warme luchtstroom
mag door de maatregelen echter
niet beïnvloed worden.
Wind
Wordt het toestel overwegend in
windige omgevingen geïnstalleerd,
dient erop gelet, dat de uitgaande
warm luchtstroom met de
hoofdwindrichting afgevoerd
wordt. Is dit niet mogelijk, voorzie
dan architectonisch eventueel een
windbescherming. Let er op, dat de
windbescherming de luchttoevoer
van het toestel niet beïnvloedt.
Windbescherming
Wind
Sneeuw
In gebieden met sterke sneeuwval
dient voor het toestel een montage
aan de wand vorzien te worden.
De montage dient dan min. 20
cm boven de te verwachten
sneeuwhogte te gebeuren, om het
binnendringen van sneeuw in het
buitendeel te verhinderen. Een
wandconsole is als toebehoren
verkrijgbaar.
Minimum afstand tot sneeuw
Sneeuw
20 cm

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Sv 261Sv 351Sv 521Sv 681

Inhoudsopgave