Inbedrijfname
7.2.1
Controle van isolatie van kabel en motor
1. Controle op isolatie van motorkabel
Ontkoppel de motorkabel van klem U, V en W van de frequentieregelaar en van de motor.
Meet de isolatieweerstand van de motorkabel tussen de faseleidingen en tussen de
faseleidingen en de beschermende aardleiding. De isolatieweerstand moet >1 MΩ zijn bij
een omgevingstemperatuur van 20 °C.
2. Controle op isolatie van voedingskabel
Ontkoppel de voedingskabel van klem L1, L2 en L3 van de frequentieregelaar en van de
netspanning. Meet de isolatieweerstand van de voedingskabel tussen de faseleidingen en
tussen de faseleidingen en de beschermende aardleiding. De isolatieweerstand moet >1
MΩ zijn bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
3. Controle op isolatie van motor
Ontkoppel de motorkabel van de motor en open de overbruggingsverbindingen in de
aansluitdoos van de motor. Meet de isolatieweerstand van elke motorspoel. De
meetspanning moet gelijk zijn aan ten minste de nominale motorspanning, maar mag niet
hoger zijn dan 1000 V. De isolatieweerstand moet >1 MΩ zijn bij een omgevingstemperatuur
van 20 °C. Volg altijd de instructies op van de fabrikant van de motor.
24-uurs ondersteuning: +358 (0)201 212 575 • E-mail: service@vacon.com
vacon • 77
7