7. Bediening van de hoofdcontroller
Bedieningsinstellingen
1. Om het menu 'Operation settings' (Bedieningsinstellingen) te openen bladert u
met F1 en F2 door het servicemenu totdat 'Operation settings' is gemarkeerd.
2. Druk op BEVESTIGEN.
3. Het menu 'Bedieningsinstellingen' wordt weergegeven.
<<Anti-vries modus>
1. In het menu 'Bedieningsfuncties' markeert u 'Anti-vries modus'
(antibevriezingsfunctie).
2. Druk op BEVESTIGEN.
3. Het scherm voor de antibevriezingsfunctie wordt weergegeven.
4. Met F3 en F4 past u de minimum buitentemperatuur aan waarbij de
antibevriezingsfuctie begint te werken, (3 - 20 °C) of kies .
Door het sterretje ( ) te kiezen wordt de antibevriezingsfunctie gedeactiveerd.
(d.w.z. risico voor bevriezing van het primaire water)
Opmerking: Als het systeem is uitgeschakeld, is de antibevriezingsfunctie
niet geactiveerd.
<Simultaan werking>
Deze modus wordt gebruikt voor periodes met een zeer lage buitentemperatuur. In
gelijktijdig bedrijf kunnen de SWW en de ruimteverwarming tegelijkertijd draaien
door gebruik van de warmtepomp en/of hulpverwarming voor ruimteverwarming,
terwijl de verwarming voor SWW alleen wordt geleverd door de Dompelweerstand.
Deze modus is alleen beschikbaar als ZOWEL een SWW-tank EN een
Dompelweerstand aanwezig zijn in het systeem.
1. In het menu 'Bedieningsinstellingen' bladert u met F1 en F2 door de lijst totdat
'Simultaan-werking' gemarkeerd is.
2. Druk op BEVESTIGEN.
3. Het menuscherm Simultaan-werking wordt weergegeven.
4. Door op F1 te drukken schakelt u het gelijktijdig bedrijf aan/uit.
5. Met F3 en F4 kunt u de temperatuur wijzigen waarbij gelijktijdig bedrijf start.
Opmerking:
• Het buitentemperatuurbereik is −15°C tot 10°C (standaard −15°C).
• Het systeem moet automatisch terugkeren in routinebedrijf. Dit gebeurt als
de buitentemperatuur boven de temperatuur komt die voor deze specifieke
bedrijfsmodus is geselecteerd.
<Koudweerfunctie>
Voor extreem lage buitentemperaturen, wanneer de capaciteit van de warmtepomp
beperkt is, wordt de verwarming of SWW alleen door de elektrische hulpverwar-
ming geleverd (en door de Dompelweerstand, indien aanwezig). Deze functie is
alleen bedoeld voor extreem koude periodes. Veelvuldig gebruik van ALLEEN
directe elektrische verwarmingen leidt tot hoger elektriciteitsverbruik en kan de
levensduur van de verwarmingen en de bijbehorende onderdelen verkorten.
1. Met F1 en F2 bladert u in het menu 'Bedieningsinstellingen' door de lijst totdat
'Koud weer functie' is gemarkeerd.
2. Druk op BEVESTIGEN.
3. Het scherm 'Koud weer functie' wordt weergegeven.
4. Door op F1 te drukken schakelt u de koudweerfunctie aan/uit.
5. Met F3 en F4 kunt u de temperatuur wijzigen waarbij de omschakelfunctie van de
verwarming start.
Opmerking:
• Het buitentemperatuurbereik is −15°C tot -10°C (standaard −15°C).
• Het systeem moet automatisch terugkeren in routinebedrijf. Dit gebeurt als
de buitentemperatuur boven de temperatuur komt die voor deze specifieke
bedrijfsmodus is geselecteerd.
Schermmenu'Operation
settings'
(bedrijfsinstellingen)
Scherm 'Freeze stat function'
(antibevriezingsfunctie)
Scherm 'Simultaneous
operation'
(gelijktijdig bedrijf)
Scherm 'Cold weather function'
(koudweerfunctie)
45