Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Predispositie Condensafvoer; Neutralisatie Van De Condens; Vereisten Waterkwaliteit - Riello Condexa PRO Series Handleiding Voor De Installateur

Inhoudsopgave

Advertenties

INSTALLATIE
2.10.1

Predispositie condensafvoer

Het afvoeren van het condenswater uit het apparaat Condexa
PRO tijdens de normale werking dient te gebeuren met behulp
van een opvangreservoir met sifon onder de thermische mo-
dule. Dit opvangreservoir is standaard geïnstalleerd in de mo-
dellen Condexa PRO 35 P - Condexa PRO 50 P , en is beschikbaar
als toebehoren voor de modellen Condexa PRO 57 P ÷ Condexa
PRO 135.
De condens die uit de afvoer stroomt moet druppelend in een
op de riolering aangesloten vat met sifon worden opgevangen.
Indien nodig moet er een neutralisator (voor meer informatie
zie paragraaf "Neutralisatie van de condens") tussen worden
gemonteerd volgens de volgende procedure:
− Maak een druppelaar voor de condensafvoer en monteer
er indien nodig een condensneutralisator tussen
− Sluit de druppelaar aan op de riolering met behulp van
een sifon.
De druppelaar kan worden gemaakt door een beker of gewoon
een hoge bocht van polypropeen te bevestigen om de condens
uit het apparaat en het eventuele vloeistofverlies van het veilig-
heidsventiel op te vangen.
Voor de aansluiting aan de riolering moet er een sifon worden
gemonteerd of gemaakt om te vermijden dat miasmen uit het
riool terug in de omgeving wordt geïntroduceerd.
Voor het produceren van condensafvoeren wordt aangeraden
plastic (PP) leidingen te gebruiken.
0
Gebruik in geen geval leidingen in koper omdat de conden-
satie ze snel kan aantasten.
Bijkomende
condensopvang
Druppelaar
9
Maak de condensafvoer zodat gaslekken van de verbran-
dingsproducten in de omgeving of in het riool worden
voorkomen door de sifon de juiste afmetingen (hoogte H)
te geven zoals beschreven in paragraaf "Afvoer van de ver-
brandingsproducten".
9
Houd altijd een hellingshoek aan die groter is dan 3 graden
aan en de diameter van de condensafvoerleiding moet al-
tijd groter zijn dan die van het verbindingsstuk op de uit-
gang van het afvoerkanaal
9
De aansluitingen naar de riolering moeten worden uitge-
voerd volgens de geldende wetgeving en eventuele plaat-
selijke reglementen.
9
Vul de sifons met water alvorens de thermische module aan
te zetten om te vermijden dat verbrandingsproducten in de
omgeving worden geïntroduceerd tijdens de eerste minu-
ten dat de thermische module aanstaat.
H
i >3% privéwaterafvoer
26
9
De condensafvoer moet worden uitgerust met een goede
sifon. Vul de sifon met water om te vermijden dat er bij de
eerste ontsteking verbrandingsproducten ontsnappen.
9
Er wordt aangeraden om in eenzelfde afvoerleiding zowel
de producten afkomstig van de condensafvoer van de ther-
mische modules als de condens afkomstig van de schoor-
steen te laten samenvloeien.
9
De leidingen die worden gebruikt voor de aansluitingen
moeten zo kort en zo rechtlijnig mogelijk zijn. Bij bochten
en buigingen is de kans op verstopping van de leidingen
groter, wat de goede afvoer van de condens verhindert
9
Zorg ervoor dat de condensafvoer zulke afmetingen heeft
dat het vloeibare afval goed wordt afgevoerd en eventuele
lekken worden voorkomen
9
De aansluiting van de condensafvoer op de riolering moet
zo worden uitgevoerd dat de condens in geen geval kan be-
vriezen

2.11 Neutralisatie van de condens

Volgens de norm UNI 11528 is de neutralisatie van de condens
verplicht voor installaties met een totaalvermogen dat hoger is
dan 200 kW. Voor installaties met een totaalvermogen tussen 35
en 200 kW is de neutralisatie al dan niet verplicht afhankelijk
van het aantal appartementen (voor residentiële toepassingen)
of het aantal gebruikers (voor niet-residentiële toepassingen)
die door de installatie zelf worden bevoorraad.
2.11.1

Vereisten waterkwaliteit

De behandeling van het installatiewater is NOODZAKELIJK voor de
goede werking en een gegarandeerde lange levensduur van de
warmtegenerator en van alle bestanddelen van de installatie.
Dit geldt niet alleen bij werkzaamheden op reeds aanwezige in-
stallaties maar ook bij nieuwe installaties.
Modder, kalk en verontreinigende stoffen in het water kunnen
onherstelbare schade veroorzaken aan de warmtegenerator,
ook op korte termijn en onafhankelijk van het kwaliteitsniveau
van de gebruikte materialen.
Voor extra info omtrent het soort en gebruik van additieven kunt
u zich wenden tot de Technische Klantenservice.
De kwaliteit van het in de verwarmingsinstallatie gebruikte wa-
ter moet aan de volgende parameters voldoen:
Parameters
Algemene eigenschap
Waarde in ph
Opgeloste zuurstof
IJzertotaal (Fe)
Kopertotaal (Cu)
Na2SO3
N2H4
PO4
CaCO3
Trinatriumfosfaat
Chloor
Elektrische
geleidbaarheid
Druk
Glycol
9
Alle gegevens in de tabel verwijzen naar de waterinhoud
van de installatie na een werkingsduur van 8 weken.
Waarde
Eenheid
Kleurloos, geen afzetting
Min. 6,5; Max. 8
< 0,05
< 0,3
< 0,1
< 10
< 3
< 15
Min. 50 ; Max. 150
Niet aanwezig
< 100
microsiemens/
< 200
Min. 0,6; Max. 6
Max. 40% (Alleen
propyleenglycol)
PH
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
mg/l
ppm
ppm
ppm
cm
bar
%

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave