Inhoudsopgave
Advertenties
Wanneer de motor draait
Controleer tijdens de werkzaamheden regelmatig
alle signaallampen en meters om te zien of alle
systemen goed werken. Alle signaallampen lichten
op wanneer het contactslot in de stand "ON" wordt
gebracht, maar de motor nog niet loopt.
Diesel (12V)
1. De signaallamp motoroliedruk (1) zal bij
het starten van de motor niet oplichten,
tenzij de oliedruk wegvalt of vermindert.
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de
signaallamp brandt.
2. De signaallamp dynamo (2) mag tijdens
normaal gebruik niet oplichten. Als de
signaallamp oplicht wanneer de motor draait,
dan geeft de dynamo onvoldoende laadstroom.
3. De storingslamp (MIL) zal niet AAN gaan
terwijl de motor loopt, tenzij de fout/fouten
in het geheugen van de machine's controle
module
zijn
opgeslagen
D34NAP/D34P motor en controleer het elektrische
machine controlesysteem wanneer het lampje AAN
gaat.
4. Controleer het brandstofniveau in de tank
via het kijkglas (4) (alleen bij dieselmotor).
5. De koelmiddelthermometer (5) blijft bij
draaiende motor in het groene bereik, tenzij
de koelmiddeltemperatuur excessief oploopt.
6. De
transmissiethermometer
draaiende motor in het groene bereik te
blijven, tenzij de temperatuur van de transmissieolie
excessief oploopt.
7. Controleer regelmatig of de bedrijfsurenteller(7)
naar behoren functioneert.
7
(ECM).
Stop
groene
Powershift-
(6)
hoort
de
bij
-91-
Hoofdstuk Gebruik
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
