Beschermdak – Controle
1. Controleer
of
het
montagebouten van het beschermdak 80 N•m
bedraagt.
2. Controleer het beschermdak op plooien en
gebarsten delen. Laat indien nodig reparaties
uitvoeren.
Ophanging - Controle
1. Controleer de bouten van de ophanging. Draai
de ophangingsbouten aan, zo nodig, tot op 240
± 30 N•m.
2. Controleer op lekken bij aansluitingen van de
slangen van de stuurbekrachtiging.
3. Verwijder eventueel vuil van de ophanging of de
stuuras.
aanhaalkoppel
van
Stuurmechanisme - Controle,
smeren
de
1. Smeer de fuseepennen van de stuuras, in totaal
vier stuks: twee links en twee rechts.
2. Smeer de lagers van de stuurkoppeling, in totaal
vier stuks: twee links en twee rechts.
3. Controleer het stuurmechanisme op versleten of
losse onderdelen. Verwijder eventueel vuil en
afval.
-181-
Hoofdstuk Onderhoud