Storingen Fx
De in de apparaten gemonteerde
besturingsprintplaat onderscheidt
6 verschillende storingen:
F1 - storing van het vlambewa-
kingsapparaat door uitval van
de vlam.
F2 - activering van de veiligheids-
thermostaat.
F3 - storing van de brandermotor.
F4 - storing van een van de NTC-
sensoren.
F6 - storing van de besturings-
printplaat.
F8 - vlambewakingssensor defect.
Storingen F1 en F2 worden veroor-
zaakt door veiligheidsvoorzienin-
gen en zijn daarom permanent:
De storing blijft na uit- en herin-
schakeling van de netaansluiting
bestaan en kan alleen handmatig
worden ontgrendeld.
Storingen F3, F6 en F8 moeten
handmatig worden ontgrendeld
door uit- en herinschakeling van
de netaansluiting.
Storing F4 wordt automatisch
gereset. Zodra de oorzaak van de
storing is verholpen, verdwijnt de
storingsmelding.
AANWIJZING
De werkwijze voor het ont-
grendelen van de permanente
storingen F1 en F2 is beschre-
ven in het hoofdstuk voor de
gebruiker.
Resetknop
Op de voorkant van het apparaat
bevindt zich een handbedienings-
resetknop waarmee het apparaat
bij afwezigheid van een tempera-
tuurregeling kan worden ontgren-
deld na de storingen F1, F2, F3 en
F8.
Omschakelaar zomer/winter
Op de voorkant bevindt zich ook
een handbedienings-wisselscha-
kelaar I / 0 / II waarmee bij een
temperatuurregelingsstoring kan
worden overgeschakeld van de
winterstand [I] op de zomerstand
[II] met uitsluitend ventilatie.
AANWIJZING
Bij gebruik van een tempera-
tuurregeling moet de wissel-
schakelaar altijd op de winter-
stand [I] staan.
resetknop
LED-GROEN
wisselschakelaar
LED-ROOD
[II] zomer / 0 / [I] winter
AANWIJZING
Bij afwezigheid van een
temperatuurregeling adviseren
wij zowel de resetknop als de
wisselschakelaar m.b.v.
contactstrip M1 in de brander-
kast te verplaatsen naar de
opstellingsruimte.
ATTENTIE
Alle apparaatparameters
kunnen uitsluitend in com-
binatie met de elektronische
temperatuurregeling ATR-6
worden gewijzigd.
Lucht/gas-voorvermenging
De apparaten zijn uitgerust met
een brander met volledige lucht/
gas-voorvermenging.
Deze vermenging vindt plaats in
de ventilator van de brandermotor.
De door de ventilator aangezogen
lucht stroomt door de venturibuis,
waar er onderdruk ontstaat die het
gas meetrekt.
�ierdoor ontstaat er een constant
lucht/gasmengsel.
De verhouding lucht-/gasdruk is
1:1.
Deze waarde kan worden gewij-
zigd met de offset-regelschroef op
de gasklep.
Bij aflevering van de apparaten is
de gashoeveelheid al ingesteld en
is de schroef verzegeld.
Met de instelschroef op de venturi-
buis kan een nauwkeurige afstel-
ling plaatsvinden; deze regelt de
maximum gasdoorzet en bepaalt
zo het kooldioxidegehalte (CO2)
van het uitlaatgas.
Deze schroef wordt niet verzegeld,
om de warmeluchtbereider even-
tueel te kunnen omschakelen naar
een andere gassoort.
ATTENTIE:
Bij de offset- en de CO2-instelling.
De besturingsprintplaat van de
apparaten kan met gelijkstroom
het toerental van de brandermotor
regelen op basis van de warmte-
behoefte in het vertrek.
Wanneer het toerental verandert,
verandert ook de luchtdoorzet en
daardoor de gasdoorzet.
De waarden van het minimum- en
maximumtoerental van de ventila-
tor kunnen niet worden gewijzigd.
9