REMKO GPM
Ventilatoren
�et inschakelen van de circulatie-
luchtventilatoren wordt op basis
van een tijdschakeling geregeld
door de besturingsprintplaat,
waarbij de tijdregeling begint
met het inschakelen van de hoofd-
brander.
Deze vertraagde inschakeling
voorkomt dat er koude lucht in het
vertrek wordt geblazen.
De vooraf ingestelde vertragings-
duur ligt tussen 0 en 255 seconden
[parameter C3].
Als deze waarde op nul wordt
gezet, starten de ventilatoren
tegelijk met de brander.
Uitschakelen van het apparaat
Als er geen warmtebehoefte meer
bestaat (de kamertemperatuur
ligt boven de ingestelde waarde),
schakelt de besturingsprintplaat de
brander uit. De branderventilator
blijft gedurende een vaste, vooraf
ingestelde tijd nalopen om de
branderkamer te beluchten. Deze
instelling kan niet worden gewij-
zigd.
Tot de warmtewisselaar is
afgekoeld, blijft/blijven ook de
circulatieluchtventilator(en)
nalopen.
De vertragingsduur ligt tussen 0 en
255 seconden [parameter C4].
warmtebehoefte
ventilator-brander
EVP - ontstekingsvlam
EV1 – 1e gasklep
EV2 – 2e gasklep
EV2 – 2e gasklep
8
ATTENTIE
Parameter C4 (minimum loop-
tijd voor het afkoelen van de
branderkamer) niet instellen
op een waarde van minder dan
90 seconden
Om dezelfde reden is een onder-
breking van de stroomtoevoer
tijdens het branderbedrijf niet toe-
gestaan, omdat een ontbrekende
naventilatie van de warmtewisse-
laar tot de volgende problemen
kan leiden:
oververhitting van de appa-
■
raten, waardoor de garantie
vervalt
activering van de veiligheids-
■
thermostaat en de daarmee
verbonden handmatige ont-
grendeling
beschadiging van de brander-
■
ventilator
Als er nieuwe warmtebehoefte
ontstaat tijdens de naloopfase,
wacht de besturingsprintplaat tot
de ventilatoren zijn uitgeschakeld
en voert dan een reset uit, waarna
er een nieuwe cyclus begint.
Gasbrander-eenheid
besturingsapparaat
bewakingselek-
trode
ontstekingsgasbrander
gassproeier
Veiligheidsthermostaat/
-thermostaten
De apparaten beschikken voor elke
ventilator over een veiligheidsther-
mostaat (STB) met automatische
ontgrendeling en positieve veilig-
heid; deze garandeert dat er een
veiligheidsuitschakeling plaatsvindt
zodra de sensor van de thermo-
staat wordt geactiveerd.
De thermostaat is gemonteerd bij
de warmtewisselaar en bewaakt de
uitgangstemperatuur daarvan.
Wanneer de thermostaat wordt
geactiveerd, zorgt het vlambe-
wakingsapparaat ervoor dat de
brander wordt uitgeschakeld tot
het bewakingsapparaat blokkeert.
De door activering van de veilig-
heidsthermostaat veroorzaakte
blokkering van het apparaat wordt
aangegeven door storing F2.
LED-weergave
Op de voorkant van het apparaat
zijn een groene en een rode LED
aangebracht.
Als de groene LED brandt, is het
apparaat aangesloten op het
stroomnet.
Als de rode LED brandt, is er
sprake van een storing.
Bij gebruik van een temperatuur-
regeling ATR-6 brandt de LED
continu in geval van een storing.
De display geeft de foutcode weer.
Zonder regeling kan de oorzaak
van de storing direct worden
vastgesteld aan de hand van de
verschillende knippercodes van de
rode LED.
F1 - LED brandt continu
F2 - LED knippert tweemaal snel
F3 - LED knippert driemaal snel
F4 - LED knippert viermaal snel
ontste-
kingselek-
F8 - LED knippert continu
trode
F6 - rode en groene LED knipperen
afwisselend