Kamercorrectie
Voor deze functie is temperatuur-
regeling ATR-6 nodig.
In het onderstaande wordt een
functie beschreven die de optimale
energie-efficiëntie van de warme-
luchtbereider mogelijk maakt met
behulp van de besturingsprintplaat
en de temperatuurregeling.
Om de omgevingscorrectie te kun-
nen starten, moet parameter C1 =
1 zijn ingesteld.
�et doel van de kamercorrectie
is snel opwarmen aan het begin
en daarna de kamertemperatuur
constant houden.
Zo kan niet alleen de vorming van
luchtlagen worden beperkt, maar
vooral het brandstofverbruik wor-
den verminderd.
De twee waarden waarop de
correctie is gebaseerd, zijn de
temperatuur die door sensor NTC2
(in de temperatuurregeling) wordt
gemeten en de temperatuur die
door sensor NTC1 (op het appa-
raat) wordt gemeten.
Om sensor NTC2 te activeren,
moet parameter A12 op 1 worden
gezet.
Zodra de kamertemperatuur de
ingestelde setpointwaarde nadert,
wordt de modulatietemperatuur
lineair gewijzigd op basis van para-
meters A16 en A24.
Zo is het mogelijk om het apparaat
aan het begin op het maximum
vermogen te laten werken om
kamertemperatuur
de vooraf ingestelde gewenste
kamertemperatuurwaarde snel te
bereiken.
Daarna wordt het verwarming-
vermogen verlaagd, waardoor het
rendement van het apparaat hoger
wordt en het vertrek met minder
warme lucht wordt verwarmd.
�ierdoor wordt niet alleen de vor-
ming van luchtlagen in het vertrek
beperkt, maar ook het warmtever-
lies.
De apparaten worden geleverd
met de volgende fabrieksinstellin-
gen:
Modulatietemperatuur:
„REG SAN"
24 °C
Neutraal correctiebereik:
A24
2 °C
Correctiecoëfficiënt:
A16
2,5
Parameter A24 bepaalt binnen
welk bereik de kamertemperatuur
wordt gecorrigeerd. Met parame-
ter A16 kan het rendement van
de temperatuurverlaging worden
verhoogd tot het setpoint „REG
SAN" (zie grafiek). Bij de stan-
daardinstelling bedraagt de modu-
latietemperatuur bij het bereiken
van de kamertemperatuur:
„REG SAN" =
24°C-(2°Cx2,5) = 19°C
De correctie is onafhankelijk van
de ingestelde kamertemperatuur.
De grafiek toont het verloop van
de kamertemperatuur [ST2] in
verhouding tot de installatiehoogte
van de apparaten „REG SAN"
tijdens de beginfase van de ver-
warming.
Om de correctie uit te schakelen,
parameter C1 op 0 zetten.
Bij uitschakeling van de correctie
moet de waarde „REG SAN"
correct worden geregeld, om het
volgende te voorkomen:
- „REG SAN" te hoog ingesteld:
Er vindt sterke luchtlaagvorming
plaats met een hoog warmtever-
lies bij het dak, waardoor ook
het energieverbruik stijgt.
- „REG SAN" te laag ingesteld:
Het duurt te lang voordat de
gewenste kamertemperatuur is
bereikt.
Als de correctie is uitgeschakeld,
moet „REG SAN" zodanig worden
ingesteld dat de waarde in meters
van het verschil tussen de kamer-
sensor en de modulatiesensor
vermenigvuldigd met 0,4/ 0,5°C
hoger is dan ST2.
Informatie over het wijzigen van
de modulatiewaarde „REG SAN"
op de temperatuurregeling en over
het wijzigen van alle andere be-
schreven waarden vindt u verderop
in het handboek.
ST1 correctie
11