REMKO GPM
Aanwijzingen voor de gebruiker
De veiligheidsvoorschriften op de
vorige pagina's moeten nauwkeu-
rig worden nageleefd.
De handelingen van de gebruiker
beperken zich tot het bedienen
van de schakelaars om de appara-
ten in werking te zetten.
�ieronder volgt een korte beschrij-
ving van de functies van de appa-
raten met en zonder toebehoren.
Gebruik zonder toebeho-
ren
Elk apparaat beschikt over deze
functie; met deze functie is direct
gebruik mogelijk.
AANWIJZING
Voor een correcte werking
moet er minstens een kamer-
thermostaat worden aangeslo-
ten om de brander te kunnen
in-/uitschakelen.
In- en uitschakelen
�et in- en uitschakelen gebeurt
door het sluiten en openen van
contact 7-9 op contactstrip M1,
die zich in de schakelkast bevindt.
ATTENTIE
De apparaten mogen niet van
het stroomnet worden geschei-
den voordat de nakoelfase
volledig is afgelopen (behalve
in noodgevallen).
12
Omschakelaar zomer / winter
De apparaten hebben op de
voorkant een eenpolige wissel-
schakelaar waarmee kan worden
geschakeld tussen de winterstand
(met actieve verwarming) en de
zomerstand (alleen ventilatie).
Door een van beide functies in te
schakelen, kunnen de apparaten
worden gebruikt om te verwar-
men of om voor luchtcirculatie te
zorgen.
Om de winterstand in te schake-
len, hoeft men alleen de wissel-
schakelaar op het wintersymbool
te zetten.
Om de zomerstand in te schake-
len, hoeft men alleen de wissel-
schakelaar op het zomersymbool
te zetten.
Contacten 7-8-9 van contactstrip
M1 in de branderkast regelen deze
functies.
Ook deze contacten kunnen door
de installateur naar het vertrek
worden verplaatst.
Zie de aanwijzingen voor de instal-
lateur voor informatie over de
stroomaansluiting.
ATTENTIE
Als de contacten zijn ver-
plaatst naar het vertrek, func-
tioneert de zomer-/winter-
stand van het apparaat alleen
indien de eenpolige wissel-
schakelaar op het apparaat op
de winterstand staat.
Storingsindicaties
Op de voorkant van het apparaat
zijn een groene en een rode LED
aangebracht.
Als de groene LED brandt, is het
apparaat aangesloten op het
stroomnet.
Als de rode LED brandt, is er
sprake van een storing.
De oorzaak van de storing kan
direct worden vastgesteld aan de
hand van de verschillende knipper-
codes van de rode LED.
F1 - LED brandt continu
F2 - LED knippert tweemaal snel
F3 - LED knippert driemaal snel
F4 - LED knippert viermaal snel
F8 - LED knippert continu
F6 - rode en groene LED knipperen
afwisselend
De door de besturingsprintplaat
weergegeven en opgeslagen sto-
ringen (vergrendelingen) hebben
de volgende oorzaken:
F1 - �et vlambewakingsapparaat
meldt een storing omdat de
brander niet is ontstoken; de
besturingsprintplaat voert een
reeks automatische ontgren-
delingspogingen uit voordat
de storingsmelding wordt
gegeven.
F2 - De veiligheidsthermostaat
meldt een storing.
Als de door de thermostaat
gemeten temperatuur te hoog
is, wordt de thermostaat ge-
activeerd en wordt de werking
van het apparaat geblokkeerd.
F3 - Branderventilator defect;
verbrandingsluchtventilator is
defect of het signaal naar de
besturingsprintplaat ligt buiten
het tolerantiebereik van het
gewenste toerental.