Bijv. gasverbrandingstoestel type
C:
De verbrandingskringloop is dicht
ten opzichte van de omgeving
waarin hij geïnstalleerd is.
De verbrandingslucht wordt van
buitenaf aangevoerd.
De apparaten mogen uitsluitend
worden gebruikt met geschikte
uitlaatgasleidingen.
De door de fabriek als toebehoren
geleverde componenten voldoen
standaard aan alle eisen.
ATTENTIE
Gebruik van kunststof
uitlaatgasleidingen is niet
toegestaan.
Condenswater
Zo nodig moeten de uitlaatgas-
leidingen worden geïsoleerd om te
voorkomen dat zich daar condens-
water vormt.
De temperatuur van de uitlaat-
gassen bij de minimum warmte-
doorzet is ongeveer gelijk aan de
condensatietemperatuur.
Bij buislengtes van meer dan 5 m
(binnenshuis) resp. 3 m (buitens-
huis) dient het condenswater als
volgt geëlimineerd te worden:
Door warmte-isolatie van de
■
uitlaatgasbuizen
Door gebruik van condensaat-
■
vallen, van waaruit het ver-
zamelde condenswater wordt
afgevoerd uit de uitlaatgas-
leiding.
Aanwijzing:
Geschikte condensaatvallen zijn als
toebehoren verkrijgbaar.
Deze kunnen zowel bij horizontale
als bij verticale buisleidingen
worden gebruikt.
Leidraad bij het kiezen van
componenten
Als een eindstuk niet rechtstreeks
op het apparaat wordt aangesloten
maar een bepaalde afstand moet
overbruggen, dan moet ervoor
worden gezorgd – afhankelijk
van de lengte en de vorm van het
traject – dat de eindstukken, de
verlengstukken en de bochtstuk-
ken de juiste diameter hebben.
Nadat het traject is vastgelegd,
moet het drukverlies voor de
afzonderlijke onderdelen worden
bepaald, dat afhankelijk is van het
toegepaste apparaat.
�et drukverlies is bij elk onderdeel
anders, omdat de uitlaatgasdoor-
zet wisselt.
De berekende drukverliezen
van de afzonderlijke onderdelen
moeten worden opgeteld; de som
hiervan mag niet groter zijn dan de
waarde die beschikbaar is voor het
gewenste apparaat.
Als er een verbrandingsluchttoe-
voerleiding aanwezig is, moeten de
drukverliezen worden opgeteld bij
de drukverliezen van de uitlaatgas-
leiding.
Wanneer de som van de verliezen
hoger is dan de beschikbare druk,
moeten er buizen met een grotere
diameter worden gebruikt, waar-
voor de berekening opnieuw moet
worden uitgevoerd.
AANWIJZING
Als de toegestane drukverlie-
zen van de buisleidingen wor-
den overschreden, wordt het
verwarmingsvermogen kleiner
en neemt de betrouwbare
werking van de apparaten af.
De tabellen vermelden de
maximale lengtes van de leidingen
tussen het apparaat en het
eindstuk.
Bij gebruik van bochtstukken moet
van de beschikbare leidinglengte
de lengte die overeenstemt met
die van de geplande bochtstukken
worden afgetrokken.
Voorbeelden:
bochtstuk Ø 80
90°
overeenstemmende lengte 1,7 m
bochtstuk Ø 80
45°
overeenstemmende lengte 0,8 m
bochtstuk Ø 100
90°
overeenstemmende lengte 1,9 m
bochtstuk Ø 100
45°
overeenstemmende lengte 0,9 m
Op de volgende pagina's worden
voorbeelden gegeven van de uit-
voering van uitlaatgasleidingen en
verbrandingsluchtleidingen.
In detail zijn de apparaten voor de
installatievarianten
B23/C13/C33/C43/C53/C63
geclassificeerd:
ATTENTIE
Installatiewerkzaamheden
mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door geautoriseerd
vakpersoneel.
25