5. Nadat u het beste patroon in de laatst afgedrukte reeks hebt
gekozen, zet u de printer uit om de bijstellingsfunctie uit te
schakelen. De gemaakte keuzes worden automatisch opge-
slagen.
Een zelftest afdrukken
U kunt een zelftest uitvoeren om te bepalen of een probleem door
de printer of de computer wordt veroorzaakt.
Als de resultaten van de zelftest bevredigend zijn, functio-
neert de printer naar behoren en worden de problemen ver-
moedelijk veroorzaakt door de instellingen van de
printerdriver of de gebruikte toepassing, door de computer
of door de interfacekabel. (Zorg ervoor dat u een afgescherm-
de interfacekabel gebruikt.)
Als de zelftest een onbevredigend resultaat oplevert, wordt
het probleem door de printer veroorzaakt. Zie "Problemen en
oplossingen" voor mogelijke oorzaken en oplossingen.
U kunt de zelftest afdrukken op losse vellen papier of op ketting-
papier. Zie hoofdstuk 2 voor informatie over het laden van ket-
tingpapier, of hoofdstuk 3 voor het laden van losse vellen.
Opmerking:
Gebruik kettingpapier van minstens 241 mm breed, of losse vellen van
A4- of Letter-formaat.
Voer als volgt een zelftest uit.
1. Controleer of er papier in de printer zit en zet de printer uit.
Let op:
c
Wanneer u de printer uitzet, dient u ten minste vijf seconden
te wachten alvorens deze weer aan te zetten. Anders kan de
printer schade oplopen.
Probleemoplossing
7
7-19