Problemen met afdrukken of afdrukkwaliteit
De printer drukt niet af wanneer de computer gegevens
verzendt.
Oorzaak
Het afdrukken is tijdelijk on-
derbroken.
De interfacekabel is niet
goed aangesloten.
De interfacekabel voldoet
niet aan de printer- en/of
computerspecificaties.
Uw toepassing is onjuist ge-
configureerd voor gebruik
met de printer.
De printer brengt geluid voort, maar er wordt niets afgedrukt
of het afdrukken stopt plotseling.
Oorzaak
De papierdiktehendel is niet
juist ingesteld.
Het lint is onvoldoende ge-
spannen of hangt slap, of de
lintcartridge is onjuist
geïnstalleerd.
7-12
Probleemoplossing
Oplossing
Druk op de Pause-knop.
Controleer of de kabel goed is aange-
sloten op de computer en de printer.
Als de kabel goed is aange-sloten,
voert u de verderop in dit hoofdstuk
beschreven zelftest uit.
Gebruik een interfacekabel die zowel
aan de vereisten van de printer als de
computer voldoet. Voor meer infor-
matie raadpleegt u het gedeelte "Op-
tionele interfacekaarten" op pagina
A-4 en de documentatie van uw
computer.
Selecteer uw printer via het bureau-
blad van Windows of in de door u
gebruikte toepassing. Installeer de
printerdriver zo nodig (opnieuw) vol-
gens de instructies in hoofdstuk 1.
Oplossing
Zet de papierdiktehendel in de stand
die de gebruikte papiersoort weer-
spiegelt. Zie "De papierdiktehendel
instellen" op pagina 2-4.
Span het lint door aan de lintspan-
knop te draaien of installeer de lintcar-
tridge opnieuw volgens de instructies
in hoofdstuk 1.