Vloeistofcirculatie
Vloeistofcirculatie
Circulatie door de Reactor
Laat geen vloeistof die een blaasmiddel bevat
circuleren zonder eerst uw materiaalleverancier
te raadplegen over de grenswaarden van
de vloeistoftemperatuur.
Voor het circuleren door de verdeler van het pistool
en het voorverwarmen van de slang, zie blz. 35.
1. Volg de procedures van Opstarten, blz. 26.
Installeer geen afsluitingen stroomafwaarts van de
DRUKONTLASTING/SPUIT-klepuitlaten (BA, BB).
De kleppen werken als overdrukontlastingskleppen
wanneer ze ingesteld zijn op SPUIT
De leidingen moeten open zijn zodat de kleppen
automatisch druk kunnen ontlasten wanneer
het apparaat werkt.
2. Zie Typische installatie, met circulatie, blz. 13.
Stuur de circulatieleidingen terug naar het
respectieve toevoervat van component A of B.
Gebruik slangen die gespecificeerd zijn bij de
maximale werkdruk van deze apparatuur. Zie
Technische gegevens, blz. 42.
3. Zet de DRUKONTLASTING/SPUIT-kleppen (SA,
SB) op DRUKONTLASTING/CIRCULATIE
SA
34
4. Zet de hoofdschakelaar AAN
5. Stel de streefwaarden van de temperaturen in, zie
blz. 27. Zet de verwarmingszones
aan door op
de verwarmingszone
reeds gevuld zijn met vloeistof.
6. Druk op
te geven.
7. Laat vloeistof circuleren in jog-modus tot
B
.
8. Zet de verwarmingszone
drukken op
9. Zet de DRUKONTLASTING/SPUIT-kleppen
(SA, SB) op SPUIT
SA
.
SB
te drukken. Zet in geen geval
aan tenzij de slangen
om de huidige temperaturen weer
temperaturen hun streefwaarden bereiken.
.
.
.
A
B
en
A
en
aan door te
SB
313140T