5. Sluit de voedingspompen aan
a. Installeer de voedingspompen (K) in de
toevoervaten van component A en B.
Zie F
. 1 en F
IG
b. Dicht het vat van component A af en gebruik
een absorptiedroger (M) in het luchtgat.
c. Installeer, indien nodig, een roerder (L) in het
vat van component B.
d. Zorg ervoor dat A- en B-inlaatkleppen (FV)
gesloten zijn.
FV
De toevoerslangen van de voedingspompen
moeten een binnenmaat van 19 mm
(3/4 inch) hebben.
6. Sluit de drukontlastingsleidingen aan
Installeer geen afsluitingen stroomafwaarts van de
DRUKONTLASTING/SPUIT-klepuitlaten (BA, BB).
De kleppen werken als overdrukontlastingskleppen
wanneer ze ingesteld zijn op SPUIT
De leidingen moeten open zijn zodat de kleppen
automatisch druk kunnen ontlasten wanneer het
apparaat werkt.
Als vloeistof teruggestuurd wordt naar de
toevoervaten, gebruik dan een hogedrukslang
die bestand is tegen de maximale werkdruk van
dit apparaat.
313140T
. 2, blz. 13 en 14.
IG
a. Aanbevolen: Verbind de hogedrukslang (R)
met de ontlastingsfittings (BA, BB) van beide
DRUKONTLASTING/SPUIT-kleppen en leid de
leidingen terug naar de vaten van component A
en B. Zie F
SA
BA
R
b. Alternatief: Maak de meegeleverde
afvoerbuizen (N) vast in geaarde, afgesloten
afvalcontainers (H). Zie F
7. Vloeistoftemperatuursensor (VTS)
TI10971a
installeren
De vloeistoftemperatuursensor (VTS) wordt
meegeleverd. Installeer de VTS tussen de hoofdslang
en de hulpslang. Zie handleiding Verwarmde slang
309572 voor instructies.
8. Sluit de verwarmde slang aan
Zie handleiding Verwarmde Slang 309572 voor
gedetailleerde instructies over het aansluiten van
verwarmde slangen.
De vloeistoftemperatuursensor (C) en hulpslang
(D) moeten gebruikt worden met de verwarmde
slang, zie blz. 23. De slanglengte, inclusief
.
hulpslang, moet minimaal 18,3 m (60 ft) zijn.
a. Zet de hoofdschakelaar UIT
b. Monteer de delen van de verwarmde slang,
de VTS en de hulpslang.
. 1, blz. 13.
IG
BB
. 2, blz. 14.
IG
Instellen
SB
R
TI10954a
.
23