Aandrijvingsinstellingen
U kunt het menu Aandrijvingsinstellingen openen vanuit:Menu > Instellingen > Kalibratie stuurautomaat
> Aandrijvingsinstellingen.
Opmerking: Niet alle opties zijn beschikbaar wanneer de Kalibratievergrendeling is Ingeschakeld.
Nummer
Omschrijving
*Roerversterking
Roerversterking is de mate waarin de stuurautomaat roer toepast om
koersfouten te corrigeren.
Een hogere instelling resulteert in het toepassen van meer roer. De
instelling van de roerversterking wordt automatisch ingesteld tijdens
het AutoLearn-proces.
*Tegenroer
Tegenroer is de hoeveelheid roer die de stuurautomaat toepast om te
voorkomen dat het schip uit koers raakt (door gieren).
Een hogere instelling voor tegenroer resulteert in het toepassen van
meer roer.
Roerdemping
Op stuurautomaatsystemen met een roerstandterugmelder kunt u de
roerdemping instellen om te voorkomen dat de stuurautomaat gaat
'jutteren'.
Het verhogen van de roerdempingswaarde vermindert het jutteren. Bij
het aanpassen van de waarde dient u de instelling steeds met één
niveau te verhogen, totdat de stuurautomaat stopt met jutteren. Gebruik
altijd de laagst acceptabele waarde.
Roerdemping
Roerlimiet
Wanneer er een roerstandterugmelder is geïnstalleerd, wordt dit venster
gebruikt om de limieten van de roerbediening in te stellen binnen
de mechanische eindaanslagen en daardoor te voorkomen dat het
stuursysteem onnodig wordt belast. Dit moet worden ingesteld tijdens
de inbedrijfstelling van het systeem. De limiet moet ongeveer 5 graden
lager worden ingesteld dan de maximale roerhoek.
Opmerking: Wanneer er geen roerstandterugmelder is
geïnstalleerd MOET u maatregelen nemen om te voorkomen dat het
stuurmechanisme de eindaanslagen raakt.
Roercorrectie
Hiermee wordt de correctie vanaf midscheeps gespecificeerd
(nul-afstelling).
Omkeren roer-
Hiermee wordt de fase van de weergave van de roerstandterugmelder
standterugmelder
omgekeerd.
Opmerking: Deze optie is alleen beschikbaar indien er een
roerstandterugmelder is geïnstalleerd.
Opmerking: Deze optie is niet beschikbaar op SeaTalk-systemen,
daarvoor dient u de RODE en GROENE kabels op de
roerstandterugmelder-aansluiting naar de koerscomputer om te
draaien.
*AutoTrim
De AutoTrim-instelling bepaalt de snelheid waarmee de stuurautomaat
'roerdruk' toepast om wijzigingen in de trim te corrigeren die zijn
veroorzaakt door veranderingen in de windbelasting op de zeilen of de
dekopbouw. De standaardwaarde voor AutoTrim wordt ingesteld tijdens
het AutoLearn-proces.
Als u de instelling moet veranderen verhoogt u de AutoTrim met één
niveau tegelijk en gebruikt u de laagst acceptabele waarde:
• Als het stuurtautomaatsysteem een onstabiele koers aanhoudt
• Als de stuurautomaat traag reageert op een koersverandering
• Als het AutoTrim-niveau te hoog is, is het schip minder stabiel en
Opties instellingenmenu
of overstuurt met een verandering in de slagzijhoek moet u het
AutoTrim-niveau verlagen.
als gevolg van een verandering in de slagzijhoek, dient u het
AutoTrim-niveau te verhogen.
slingert het rond de gewenste koers.
Opties
• 1 — 9
• 1 — 9 Niet instellen op 0.
• 1 — 9
• 3 (default)
• 10º — 40º
• 30º (default)
• -9° tot 9°
• Bakboord
• Stuurboord
Instelling
• Uit
• Aan
Aanpassing
• 1 — 4 1 = langzaamst, 4 =
snelst
• 1 (default)
93