8.6 Havenkalibratie
Het havenkalibratieproces moet worden uitgevoerd
voordat uw SPX-stuurautomaat voor de eerste keer
kan worden gebruikt. De Havenwizard begeleidt u
door de stappen die moeten worden uitgevoerd voor
havenkalibratie.
De Havenwizard bevat verschillende stappen,
afhankelijk van de vraag of er op uw schip een
roerstandterugmelder is gemonteerd of niet:
De volgende
Havenwizardprocedures
zijn alleen van toepassing
op schepen zonder een
roerstandterugmelder:
• Selectie aandrijvingstype.
• Instellen roerlimiet.
• Controle roeraandrijving.
Op oudere SeaTalk SmartPilot-systemen wordt
de Havenwizard Dealerinstellingen genoemd.
Raadpleeg
8.7 Dealerinstellingen
over kalibratie.
De Havenwizard gebruiken
Om Havenwizard te openen volgt u de onderstaande
stappen:
Zorg ervoor dat de stuurautomaat Stand-by is.
1. Selecteer Menu.
2. Selecteer Instellingen.
3. Selecteer Kalibratie stuurautomaat.
4. Selecteer Inbedrijfstelling.
5. Selecteer Havenwizard.
6. Volg de instructies op het scherm.
Opmerking: U kunt de Havenwizard op ieder
moment annuleren door op de Stand-by-knop te
drukken.
Een type aandrijving selecteren
Het aandrijvingstype kan worden geselecteerd
wanneer de stuurautomaat stand-by is, vanuit de
havenwizard of via het menu Scheepsinstellingen
MENU > Instellingen > Kalibratie stuurautomaat
> Scheepsinstellingen.
Doe het volgende wanneer het menu
Aandrijvingstype wordt weergegeven:
1. Selecteer uw aandrijvingstype.
Opmerking: Indien uw aandrijving niet in
de lijst staat, neem dan contact op met uw
Raymarine-dealer voor advies.
Inbedrijfstelling - SPX- en SmartPilot-systemen
De volgende
Havenwizardprocedures
zijn alleen van toepassing
op schepen met een
roerstandterugmelder:
• Selectie aandrijvingstype.
• Roer uitlijnen
(roeruitlijning).
• Instellen roerlimiet.
• Controle roeraandrijving.
voor informatie
De roeruitlijning controleren
(Roeruitlijning)
Deze procedure stelt de roerlimieten voor bakboord
en stuurboord vast voor systemen die gebruik maken
van een roerstandterugmelder.
De roercontrole maakt deel uit van het
havenkalibratieproces.
1. Centreer het roer en selecteer OK.
2. Wanneer daarom wordt gevraagd, draait u het
roer volledig naar bakboord en selecteert u OK.
3. Wanneer daarom wordt gevraagd, draait u het
roer volledig naar stuurboord en selecteert u OK.
4. Wanneer u daarom wordt gevraagd, centreert u
het roer opnieuw en selecteert u OK.
Opmerking: U kunt de havenkalibratie op ieder
moment annuleren door STAND-BY te selecteren.
Instellen roerlimiet
Als onderdeel van het Havenkalibratieproces stelt
het systeem de roerlimieten in.
• Voor schepen met een roerstandterugmelder
— deze procedure stelt de roerlimiet vast. De
roerlimiet wordt weergegeven met een bericht
waarmee wordt bevestigd dat de roerlimiet is
bijgewerkt. Deze waarde kan indien nodig worden
aangepast.
• Voor schepen zonder roerstandterugmelder
— er wordt een standaard waarde van 30
graden weergegeven, deze kan zo nodig worden
aangepast.
De roeraandrijving controleren
Als onderdeel van de havenkalibratie controleert het
systeem de aandrijfverbinding. Wanneer de controle
met succes is uitgevoerd verschijnt er een bericht
waarin u wordt gevraagd of het veilig is wanneer het
systeem het roer overneemt.
Tijdens deze procedure beweegt de stuurautomaat
het roer. Verzeker u ervan dat het veilig is om door
te gaan voordat u op OK drukt.
Doe het volgende in de havenkalibratiemodus, terwijl
de pagina Motorcontrole wordt weergegeven:
1. Centreer het roer en laat het los.
2. Ontkoppel alle roeraandrijvingskoppelingen.
3. Selecteer DOORGAAN.
4. Controleer of het veilig is om door te gaan
voordat u OK selecteert.
Op schepen met een roerstandterugmelder
beweegt de stuurautomaat het roer nu
automatisch naar bakboord en daarna naar
stuurboord.
De volgende procedure
is alleen van toepassing
op schepen met een
roerstandterugmelder.
59