8.1 Installatie van de SPX- en
SmartPilot-stuurautomaat
Voor informatie over het installeren en aansluiten
van een SeaTalk
ng
SPX-stuurautomaat of een
SeaTalk SmartPilot-stuurautomaat, kunt u de
installatie-instructies raadplegen die met uw
koerscomputer zijn meegeleverd.
56
8.2 Stuurautomaatrespons
Het responsniveau bepaalt de verhouding tussen
de nauwkeurigheid van de koers en de hoeveelheid
activiteit van het roer/de aandrijving. Bereik van 1
tot en met 9.
Tijdelijke veranderingen aanbrengen
in de stuurautomaatrespons
De stuurautomaatrespons wordt ingesteld bij
de inbedrijfstelling van het SmartPilot-systeem,
u kunt echter op ieder moment wijzigingen
aanbrengen in de stuurautomaatrespons in het
menu Stuurautomaatrespons via Hoofdmenu >
Stuurautomaatrespons
1. Markeer in het hoofdmenu Stuurautomaat-
respons en druk op SELECTEREN.
2. Gebruik de knoppen OMHOOG en OMLAAG om
de responswaarde te wijzigen in de gewenste
instelling.
3. Druk op OPSLAAN om de responswaarde op
te slaan.
Instelling
Niveaus 1 tot en met 3
Niveaus 4 tot en met 6
Niveaus 7 tot en met 9
Opties
Minimaliseert de mate
van activiteit van de
stuurautomaat. Dit
spaart energie, maar kan
ten koste gaan van de
koersnauwkeurigheid op de
korte termijn.
Dit geeft een goede koers
met strakke, gecontroleerde
stuurcorrecties onder
normale omstandigheden.
Geeft de beste
koersnauwkeurigheid en
maximale roeractiviteit (en
energieverbruik). Dit kan
leiden tot een ruwe vaart
op open zee, omdat het
SPX-systeem zich tegen de
zee kan 'verzetten'.