[Protocol]
Selecteer het protocol voor de bestemming.
[Windows (SMB)]
[FTP]
[Hostnaam]
●
Voor een gedeelde map
Voer de computernaam of het IP-adres in met maximaal 120 tekens. Hierbij kunt u ook het pad naar de
gedeelde map invoeren (bijvoorbeeld '\\swan\share' of '\\192.168.2.100\share').
●
Voor een FTP-server
Voer het IP-adres van de FTP-server in met maximaal 120 tekens (bijvoorbeeld '192.168.2.100').
Een DNS-server gebruiken
●
U kunt ook de hostnaam (of FQDN) invoeren in plaats van de computernaam of het IP-adres (bijvoorbeeld
'\\swan.organization.company.com\share' voor een gedeelde map).
[Mappad]
Voer de locatie in van de map waar de gegevens naartoe worden gezonden (maximaal 120 tekens).
●
Voor een gedeelde map
Gebruik '\' als scheidingsteken. Geef het vervolgpad op voor het pad dat in [Hostnaam] is ingesteld.
●
Voor een FTP-server
Gebruik '\' als scheidingsteken. Het pad is een absoluut pad als het begint met '/'. Als dat niet het geval is,
gaat het om een relatief pad dat naar de huidige map van de aangemelde gebruiker verwijst.
[Gebruikersnaam]
Voer de gebruikersnaam in die is ingesteld voor de gedeelde map of de FTP-server (maximaal 32 tekens).
[Wachtwoord instellen]
Schakel dit selectievakje in als u een wachtwoord voor de gedeelde map of de FTP-server wilt instellen en voer
een [Wachtwoord] in van maximaal 32 tekens.
Let erop dat dezelfde schermtaal is geselecteerd op zowel de computer als de UI
op afstand.
●
[Hostnaam] en [Mappad] worden misschien niet goed weergegeven of kunnen niet worden bereikt.
7
Klik op [OK].
KOPPELINGEN
Schermen van de UI op afstand(P. 625)
Data-instellingen opslaan / laden(P. 636)
Adresboeklijst(P. 838)
De UI op afstand gebruiken
Selecteer dit als u een gedeelde map als bestemming registreert.
Selecteer dit als u een FTP-server als bestemming registreert.
644